Hebt u dat wel eens? Dat je ergens met vakantie bent, of op reis voor je werk, en dat je je in een stad of een streek zo prettig voelt dat je denkt: ik zou hier wel kunnen wonen. Mijn wat bescheidener droomwens is dan dat ik op zo’n plek een jaar zou willen wonen. Er de seizoenen wil beleven. De laatste keer dat me dat overkwam was in februari, in Fins Lapland, toen we daar een week in een blokhut doorbrachten, met de sneeuw manshoog om de hut. Een witte wereld. Het is natuurlijk meestal een idyllische plek. Stefan Brijs heeft in 2014 zo’n droom gerealiseerd door te verhuizen van het verstedelijkte Vlaanderen naar Loma León, een gehucht in de bergen oostelijk van Málaga, in het uiterste zuiden van Spanje. Ook een idyllische plek. In Andalusisch logboek doet hij verslag van zijn leven daar in het jaar 2016.
Het zuiden van Spanje, iets van de kust af, is een dunbevolkt gebied. In de vallei waar Brijs en zijn echtgenote een huis hebben gekocht heerst de meeste dagen en nachten een weldadige rust. Die rust zocht Brijs ook, in Vlaanderen vond hij het leven in toenemende mate onrustig en lawaaierig. Het gehucht waar zij wonen bestaat uit één straat. Achter in de tuin staat een hutje waarin Brijs schrijft. Auto’s komen er niet langs, wel slentert er af en toe een herder met zijn geiten door de vallei. En er zijn vogels, in alle soorten en maten. De brievenbus zit niet in de voordeur, maar staat op een kruispunt verderop, een kilometer van het huis. Postpakketjes worden niet bezorgd, die moet Brijs halen bij een klein postagentschap in een dorpje op een half uur rijden. Op dat uitje trakteert hij zich regelmatig, vroeg in de ochtend. Hij neemt dan een klein weggetje door ruig berggebied, en rust daar even van uit op een terrasje op het dorpsplein.
Brijs doet zijn best om in te burgeren. Hij leert Spaans, leest de kranten en volgt op televisie de verkiezingen en de moeizame formatieonderhandelingen. De landelijke politiek in Spanje heet corrupt te zijn en staat ver van de mensen af. Dorpsgenoten van Brijs stemmen uitsluitend om van de politici baantjes en tijdelijke klussen te krijgen. Een deel van de kiezers verlangt terug naar de tijd van Franco, ‘toen alles beter was’. Inkomens liggen veel lager dan bij ons, van uitkeringen kun je niet leven zonder erbij te klussen. Pedro, een man uit het dorp, verzorgt de olijfbomen die in de tuin van Brijs staan. Jaarlijks oogst hij de olijven en brengt die naar de olijfoliefabriek. Voor zo’n vijf- à zevenhonderd kilo olijven krijgt Pedro dan vierhonderd euro. Voor hem een welkome aanvulling op zijn schamele inkomen.
Brijs’ logboek is op zijn best wanneer hij dicht bij huis blijft. Bijvoorbeeld wanneer zijn Spaanse buurman op de stoep staat met een half everzwijn, en Brijs dat vervolgens gaat uitbenen, klein snijden en bereiden. Volgens de buurman wil hij dat veel te mooi doen, het halve dier had toch ook in één keer in de oven gepast? Met wat kruiden en rode wijn? Of wanneer hij omstandig aan de geitenherder probeert uit te leggen dat een van diens geiten verdwaald is geraakt. Of wanneer een jongen uit het dorp, een werkloze elektricien, hem vraagt welke van zijn boeken in het Spaans verkrijgbaar zijn. Dat is eenvoudig, dat is uitsluitend De engelenmaker, in het Spaans El hacedor de ángeles. Hij geeft de jongen een exemplaar, en weet dan dat er in het dorp een lezer van hem woont.
Brijs houdt van kunst en speurt de streek af naar verborgen schatten. Hij belt aan bij vergeten kerken, laat zich door kosters rondleiden in gesloten kapellen en kloosters. Hij ontdekt onbekende kunstenaars, wier werk hij dan weer naspeurt op andere plekken. Hij is ook een vogelaar en gaat op safari in een natuurreservaat. En als maatschappelijk bewuste schrijver bezoekt hij kwekerijen waar wordt geëxperimenteerd met nieuwe gewassen. Deze stukken zijn weliswaar interessant, maar missen de focus en betovering van Brijs’ belevenissen dicht bij huis. Voor mijn gevoel wordt hij dan teveel een toerist of zelfs journalist, en juist minder Stefan Brijs die eenvoudigweg besloot zijn leven te verplaatsen naar een idyllische plek. Hij had het klein moeten houden, dan was het logboek nóg leuker geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten