Siebelink was dus niet van plan erover te schrijven. Maar zijn vriend Frans Thomése raadde hem het aan. Al was het ook maar om ergens mee bezig te zijn, iets te doen met zijn gevoel van verlies. Gaandeweg kwam daar voor Siebelink nog iets bij: iets van haar leven bewaren. Geen monumentje, maar herinneringen, een geschreven memoir.
Het kreeg de titel Rouwjournaal, maar het is geen van dag tot dag reportage. Siebelink kiest per notitie wat het onderwerp zal zijn, schijnbaar at random. Daarmee gaat het vooral over Gerda en wie zij was, wat zij voor hem betekende, hoe hun huwelijk was. Siebelink lijkt niets te bedekken, allerlei intimiteiten benoemt hij. In de context van dit journaal hebben ze een betekenis. De lichamelijke aftakeling van Gerda wordt niet verhuld, evenmin als de angstaanvallen van de schrijver wanneer hij na Gerda’s dood alleen in zijn vrijstaande huis in Velp achterblijft en midden in de nacht voortdurend insluipers denkt te horen. Of wanneer hij, denkend aan de toekomst die hem nog rest, een lang bewaard pistool uit een lade vist.
Schrijven over de dood van een geliefde is niet gemakkelijk. Siebelink lukt het.
Jan Siebelink / Rouwjournaal / 192 blz / De Bezige Bij, 2025
