zondag 7 april 2024

Wonen en werken in het Witsenhuis

In Museum Jan Cunen in Oss bezochten wij onlangs een mooie overzichtstentoonstelling van Willem Witsen. Slenterend over de verdiepingen van deze heerlijk overdadige negentiende-eeuwse stadsvilla raak je langzaam maar zeker onder de indruk van de kwaliteit, maar ook van de veelzijdigheid van Witsens kunstenaarschap. Hij schilderde, was een begaafd etser, maakte de mooiste aquarellen en experimenteerde naar hartenlust met fotografie. Op de zolder van het museum is een ruime selectie van zijn foto’s te zien, waaronder zelfportretten zo open en direct dat ze gisteren gemaakt hadden kunnen zijn. Ook poseerden Witsens vrienden veelvuldig voor de camera. Naast schilders als Isaac Israëls en George Hendrik Breitner waren dat ook de dichters Herman Gorter en Willem Kloos, boegbeelden van de Tachtigers.

In een museumwinkel doe ik vaak ontdekkingen. Zo ook in Oss. Naast de catalogus van de tentoonstelling was er een tweede boekje te koop: Schrijvers onderdak. Wonen in het Witsenhuis. Het is een uitgave van vorig jaar, uitgebracht ter gelegenheid van de honderdste sterfdag van Witsen. Het Witsenhuis is het pand, gelegen aan het Amsterdamse Oosterpark,  waarin de kunstenaar vanaf 1891 een atelier huurde. In 1924, kort na zijn dood, kocht zijn weduwe Maria Witsen-Schorr het huis aan en hield het in stand als herinnering aan haar man. Een kleine twintig jaar later liet zij het na aan de Nederlandse Staat, onder de voorwaarde dat steeds drie verdiepingen gratis ter beschikking moesten worden gesteld aan jonge schrijvers. Op de resterende verdieping, op 1-hoog, bevindt zich nog steeds het atelier van Witsen. In de belendende kamer logeerde in 1892 de Franse dichter Paul Verlaine. Beide vertrekken zijn een tijdcapsule, daarin is in honderd jaar niets veranderd. Op aanvraag kun je ze bezoeken.  

De aanbieding die het bestuur van het Witsenhuis sinds het einde van de jaren veertig doet aan jonge schrijvers is riant: een hele verdieping van het kolossale pand, voor de duur van vijf jaar te bewonen, gratis. Voor de meeste van de achttien schrijvers die op verzoek een stukje schreven waarin ze terugkijken op hun jaren aan het Oosterpark was dat een godsgeschenk. Jonge auteurs die het nog niet hebben gemaakt hebben het immers meestal niet breed. De selectieprocedure is streng, je moet proeven van je werk overleggen, het liefst al gepubliceerd. Sommige schrijvers gaan ver om een plekje te bemachtigen. Ineke Roberta Riem (geb. 1980) schreef zelfs een ontwapenende brief die ze haar moeder en oma liet opsturen: 

Geachte commissieleden, wij zijn geen schrijfsters of dichteressen. Het is bij uitzondering dat wij de pen opnemen en een brief opstellen. Omdat we tobben. Omdat we ’s nachts slecht slapen. Onze dochter en kleindochter heeft gekozen voor het schrijverschap en al haar zekerheden opgegeven. Soms heeft ze maanden geen geld, sinds maart heeft ze niet eens meer een huis. Wij vrezen dat ze beter een andere baan kan zoeken, maar zij wil alleen schrijven. Ze heeft de bezetenheid van Willem Kloos… Haar levensomstandigheden baren ons zorgen. Dus schrijven we u in de hoop dat u er verandering in kunt aanbrengen ...’ Getekend: Mevr. P. Riem-Troost en Mevr. E. Troost.

Het lukte. Al kan het feit dat ze voor haar in 2013 verschenen debuutroman was bekroond met de Bronzen Uil en de Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs, én genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs, natuurlijk ook een rol hebben gespeeld. Ze bewoont sinds 2020 de derde verdieping van het huis.

Niet iedere schrijver die in het huis woonde is bekend geworden, laat staan beroemd. Maar afgaand op de schrijvers die meewerkten aan de bundel lukte dat de meesten wel: Anneke Brassinga, Conny Braam, Hagar Peeters, Daniël Rovers, Franca Treur, Niña Weijers en Simone Atangana Bekono hebben een grote schare lezers weten te vinden. 

Zijn er in het huis beroemde boeken geschreven? Jazeker. Marga Minco die met haar man, dichter en vertaler Bert Voeten, van 1949 tot maar liefst 1970 de bovenste verdieping bewoonde, schreef er een wezenlijk deel van haar oeuvre, waaronder Het bittere kruid. Hun dochter Jessica, journalist en schrijfster, groeide er op en leverde voor de bundel een ‘familiebijdrage’. Een tweede, inmiddels tot klassieker uitgegroeide roman die er werd geschreven is Gewassen vlees van Thomas Rosenboom. Ook hij bewoonde de zolder. Het enorme woonoppervlak benutte hij om de meterslange rollen behang waarop hij het verhaalschema van zijn roman uitschreef en bijhield uitgerold op de vloer te lagen liggen. Dat maakte indruk op bezoekers. Die hij er trouwens weinig ontving, hij herinnert zich vooral het gedisciplineerd doorwerken. En realiseert zich achteraf de bepalende rol die het Witsenhuis speelde in zijn schrijverschap, vertelt hij in een interview:

Ik had, dankzij dat Witsenhuis, geen financiële verplichtingen, had geen gezin, ging nooit met vakantie, had weinig verlangens. Leefde eigenlijk studentikoos, maar redde het met die vier maandeenheden (maandelijkse bijdragen Letterenfonds, PP). Later werden dat er overigens drie. Het waren zorgeloze jaren, financieel. Ik dacht weleens, misschien ben ik over vijf jaar rijk, of woon ik in Brazilië en heb ik een heel ander leven!’ Hij lacht nu heel hard omdat hij weet hoe het verder is gegaan.

Gewassen vlees, gepubliceerd in 1994, werd een doorslaand succes. Rosenboom vertrok een jaar eerder dan gepland uit het Witsenhuis, omdat hij van zijn verdiensten een eigen huis kon kopen.

Misschien vraagt u zich af waarom de regeling uitsluitend geldt voor schrijvers, en niet voor schilders? Dat zou mevrouw Witsen, zelf immers schildersweduwe, toch ook hebben kunnen bepalen? Dat klopt, maar zíj was het juist die voor de schrijvers koos. Want, zei ze, wanneer je ook schilders toelaat volgen onherroepelijk de poserende blote dames. En dat wilde ze niet in haar huis.

Schrijvers onderdak. Wonen in het Witsenhuis / Samenstelling en redactie Saskia de Bodt en Leo Jansen / 173 blz / Uitgeverij Van Oorschot, 2023