dinsdag 16 januari 2024

Voor God en de Sociale Dienst

Nicolien Mizee wilde schrijver worden. Dus meldde ze zich midden jaren negentig aan bij de Schrijversvakschool voor een cursus scenarioschrijven. Heel enthousiast werd zij daar niet van, tot tegen het einde van het curriculum de bekende scenarioschrijver Ger Beukenkamp vier gastcolleges kwam geven. Zijn rechttoe rechtaan benadering en het kernachtige karakter van zijn adviezen waren wat Mizee nodig bleek te hebben. Het schrijven nam een vlucht, vooral in de faxen die ze na afloop van de cursus met grote regelmaat aan Beukenkamp ging sturen, die ze ging beschouwen als haar God. Op zijn advies bewerkte ze de vroegste daarvan enkele jaren later tot een korte roman: Voor God en de Sociale Dienst. Voor wie bekend is met de inmiddels vermaarde boekuitgaven van de faxen aan Ger, waarvan het eerste deel pas in 2017 zou verschijnen, zal in Mizee’s romandebuut veel herkennen. Ik neem aan dat voor wie dit boek al las bij het verschijnen, en dus onkundig was van de faxen, het een aangename verrassing moet zijn geweest. En ook iets geheel nieuws. 

Het fragmentarische dat de faxboeken later zouden hebben ontbreekt hier. Het is meer een doorlopend verhaal. Over een jonge vrouw die na te zijn mislukt op school en vervolgopleidingen geen baan heeft en een inkomen bij elkaar scharrelt met naakt poseren voor tekenclubjes, huisschilderwerk hier en daar en met bedelbezoeken aan de Sociale Dienst. Over haar bekentenis aan haar ouders dat zij (waarschijnlijk) lesbisch is. Over de moeilijke relatie met haar moeder. Over de stages en baantjes die, omdat zij niet bestand is tegen het werkzame leven, meestal ultrakort duren.

Mizee’s stijl heeft hier ook al het aantrekkelijke, geheel eigen en compromisloze dat ze later nog zou verfijnen. Een voorbeeld, een bezoek aan de ambtenaar van de Sociale Dienst:

‘Terug naar je scenario-opleiding. Hoe komt het dat je die wel hebt afgemaakt, en al die andere opleidingen niet?’

‘Omdat ik afstudeerde bij de enige man op aarde die nog meer gelijk heeft dan ik.’

‘Dat is dus een soort god voor jou.’

‘Hij is de meest zichtbare drager van Gods oneindige grootheid.’

Zoals altijd als ik over jou praat, trok er een glimlach om mijn mond. Dat hinderde hem.

‘Misschien dat ik het jou en je god zelf maar moet laten uitzoeken. Want als ik je afkeur, haal ik de angel uit je bestaan en is er geen reden meer om door te leven.’

‘Ik geloof niet dat de zin van het leven voor mij schuilt in de eindeloze strijd met de Sociale Dienst.’

‘Omdat de bijstand bedoeld is voor mensen die tijdelijk, door omstandigheden, zonder werk zitten. Niet voor mensen die geen zin hebben om te werken!’

‘Het gaat niet om “zin hebben in”, het gaat om kunnen.’

De faxvorm blijft Mizee hier overigens wel trouw, de roman staat uit drie heel lange en een korte fax. Ook, als de traditie was én is, antwoordt Ger nooit.

Nicolien Mizee / Voor God en de Sociale Dienst / 160 blz / Nijgh & Van Ditmar, 2019