zondag 4 juni 2023

Het slavenschip

Het is een gruwelijk beeld dat Marcus Rediker beschrijft in Het slavenschip: iedere morgen dalen bemanningsleden af naar de verdiepingen waar de tot slaaf gemaakten  zij aan zij vastgebonden liggen, om er de lichamen van de overledenen van hun boeien te ontdoen. Die worden dan zonder poespas overboord gegooid, waar een school haaien die het schip trouw volgt al klaarligt voor de dagelijkse maaltijd. Omdat gemiddeld een op de acht tot slaaf gemaakten tijdens de overtocht van West-Afrika naar Noord-Amerika of het Caribisch gebied overlijdt, wat voor de gehele periode 1500-1875 leidt tot een aantal van anderhalf miljoen, mag je van Rediker gerust spreken van een maritieme holocaust. In onze kleine reeks blogjes over boeken over de slavernij, in de aanloop naar Keti Koti op 1 juli, is vandaag hét handboek over het Atlantische transport van de ongelukkigen aan de beurt. Dat recent, vijftien jaar na het verschijnen van de inmiddels met prijzen overladen Engelstalige editie uit 2007, in het Nederlands is vertaald.

Rediker focust in zijn boek op de periode 1700-1808 en op het transport over de Atlantische Oceaan. Zo omstreeks het jaar 1700 was de al eeuwen bestaande internationale slavenhandel uitgegroeid tot een professioneel georganiseerd verdienmodel. Zij werd weliswaar uitgevoerd vanuit meerdere havens in Europa en Noord-Amerika, maar het Britse Liverpool was het hart van de onderneming. Op basis van ervaring waren de schepen die werden ingezet de voorbije eeuw geëvolueerd tot vlekkeloos werkende machines die per reis grote aantallen tot slaaf gemaakten konden vervoeren zonder al te grote risico’s voor de veiligheid van de bemanning. Een prent met plattegronden van het Britse slavenschip Brooks, vervaardigd omstreeks 1789, laten per persoon een ligbreedte van maximaal 60 centimeter zien, bij een hoogte van het dek van hooguit 1,2 meter. Met meerdere volle dekken was een lading van zo’n 650 tot slaaf gemaakten heel goed mogelijk.

Het transport van de tot slaaf gemaakten wordt meestal aangeduid als de Middenpassage. Dit omdat het systeem was gebaseerd op drie passages. Het schip zeilde eerst van Europa naar West-Afrika, ruilde daar de meegebrachte goederen tegen een menselijke lading en zeilde dan de Atlantische Oceaan over om in Noord-Amerika of het Caribisch gebied de tot slaaf gemaakten te verkopen. Met de daar aangekochte suiker werd de reis naar de thuishaven dan weer aangevat.  

Rediker beschrijft alle stadia van de reis van de tot slaaf gemaakten, van hun gevangenneming in Afrika tot hun verkoop op de plaats van bestemming. Het was de verantwoording van de kapitein van een slavenschip om, liggend voor de kust van Afrika, de ruimen vol te krijgen. Dat was nog een hele kunst, zeker wanneer het aanbod van tot slaaf gemaakten niet heel groot was en er meerdere schepen op dezelfde locatie hadden afgemeerd. De aanvoer werd in de meeste gevallen verzorgd door Arabische slavenhandelaren, al waren er ook lokale vorsten die er niet voor terugschrokken in tijden van slapte wat eigen onderdanen aan te bieden. Kapiteins die ook een goede koopman waren, legden hier de basis voor hun winst.  

De overtocht moet voor de meeste tot slaaf gemaakten, weggesleurd uit hun dorp, gescheiden van familie en vrienden, een gruwel zijn geweest. Troffen ze een strenge – of bange – kapitein, dan verbleven ze al die tijd in de krappe ruimten benedendeks. Sanitair was er niet, lucht nauwelijks, de stank was niet te harden, bij extreme vervuiling mochten ze onder toezicht van de bemanning af en toe hun dek schoonspoelen. Ziek worden betekende in de praktijk doodgaan. Voor de nacht werd iedereen met een been vastgeketend. Wanneer ze een goede kapitein troffen mochten ze af en toe in groepjes aan dek. Ze zagen dan netten aan weerszijden van het schip, die ontsnappingen of zelfmoordpogingen moesten verhinderen. Opstandig gedrag werd afgestraft met zweepslagen of erger. In geval van een opstand kon de bemanning zich razendsnel terugtrekken op het achterdek, achter de zogenoemde ‘barricado’. Daarmee waren voor de opstandelingen dan de kapiteinshut en de wapenkamer onbereikbaar. 

Rediker gaf zijn boek de ondertitel Een verhaal over mensen en maakt dat ook waar. Niet alleen vertelt hij het verhaal van de tot slaaf gemaakten, maar op basis van logboeken, brieven en getuigenissen ook dat van de kapiteins, bemanningsleden en andere betrokkenen zoals handelaren en verzekeraars. Door de toevoeging van die ‘spelers’ met ieder hun eigen perspectief  krijgt de drijvende gevangenis c.q. folterkamer midden op zee ineens iets van een samenleving op miniatuurformaat. 

Een kapitein kon op een geslaagde reis een fortuin verdienen, zowel voor zijn Liverpoolse koopman als voor zichzelf. Het is niet vreemd dat dit tot gevolg had dat zo’n kapitein geen enkel risico wilde lopen en heerste als een tiran, zowel voor de tot slaaf gemaakten als zijn bemanning. Bij het geringste vermoeden van een besmettelijke ziekte ging je dan onverbiddelijk overboord. Liever voor de zekerheid wat minder ‘koopwaar’ dan door ziekte een grote ‘misoogst’. Ook was het niet ongewoon dat kapiteins tijdens de laatste weken van de Middenpassage hun bemanning het leven zuur maakten en zelfs geweld tegen ze gebruikten. Dit in de hoop dat deze mannen na aankomst in de slavenhaven zouden deserteren en de kapitein hun loon in eigen zak kon houden. Voor een simpele overtocht met suiker had je immers geen voltallige bemanning nodig…  

Een opmerkelijke kapitein was John Henry Newton. Tussen 1748 en 1754 maakte hij vier keer de trip op een slavenschip, een keer als stuurman en driemaal als kapitein. Na zijn maritieme loopbaan werd hij dominee in de Anglicaanse kerk. Hij liefhebberde ook een beetje in het componeren van kerkliederen. Het bekende Amazing Grace is van zijn hand. Maar zijn belangrijkste rol zou hij pas spelen tegen het einde van zijn leven, toen hij spijt kreeg van zijn slavenreizen en zijn verleden in het openbaar verwierp. Zijn pamflet Thoughts upon the African Slave Trade uit 1788 zou een grote rol spelen in de discussie over de afschaffing ervan in de jaren erna. 

Het afschaffen van de slavernij en alle onderdelen daarvan was een langdurig en problematisch proces. Als een van de eerste werd de Atlantische handel in tot slaaf gemaakten in 1807 afgeschaft in het Verenigd Koninkrijk, in 1808 gevolgd door de Verenigde Staten. Een van de sterkste argumenten die de abolitionistische beweging in de discussies hierover naar voren kon brengen, waren de omstandigheden waaronder de tot slaaf gemaakten de oceaan over werden gesleept. Als beesten. De plattegronden van het slavenschip Brooks die de omslag van Redikers boek sieren visualiseerden die verhalen. Eenmaal gepubliceerd in de Engelse en Amerikaanse bladen en tijdschriften, met als gevolg een geschokte publieke opinie, was het pleit snel beslist. 

Het slavenschip is geen fijne lectuur. Van de gruwelijke praktijk van de slavenhandel en het cynisme van het verdienmodel dat er aan ten grondslag ligt wordt je niet vrolijk. Maar Rediker kan vertellen. Bij hem is een verhaal over de slavernij geen droog betoog, gelardeerd met cijfers. Bij hem is dat daarentegen wél een  bevlogen vertelde geschiedenis waarin hij je als lezer het lot van de ongelukkigen laat meebeleven.   

Marcus Rediker / Het slavenschip. Een verhaal over mensen / Vertaald uit het Engels (The Slave Ship) door Rob de Ridder / 480 blz / Spectrum, 2022