De website van de rijksoverheid noemt het slavernijverleden ‘een zeer pijnlijk, belangrijk en tot voor kort onderbelicht onderdeel van onze gedeelde geschiedenis’. Dat die pijn, of in ieder geval een grote betrokkenheid, er vooral bij nazaten en andere belanghebbenden nog steeds is werd rond de jaarwisseling nog eens aangetoond door de reacties op de nogal eenzelvige wijze waarop het kabinet formeel en in het openbaar excuses meende te moeten aanbieden. Daarmee creëer je geen wij-gevoel. Om juist dát te bereiken, en dat wil het kabinet toch graag, zou je wellicht kunnen overwegen van 1 juli een nationale feestdag te maken? Onder de al in gebruik zijnde benaming Keti Koti, Surinaams voor de ketenen gebroken? En als dat in ons koopmansland stuit op financiële bezwaren, offeren we gewoon eens een van de vele christelijke feestdagen op. De maatschappij verandert, dus de doelgroep voor de feestdagen ook, denk ik dan maar.
Het leek me aardig om in dit blog tot 1 juli nu en dan iets te schrijven over opmerkelijke boeken over slavernij. Niet de algemene en soms wat obligate historische overzichten, maar juist die welke vanuit een ander perspectief iets substantieels toevoegen aan ons beeld. Als eerste het zojuist verschenen boek De Zanzibardriehoek van Martin Bossenbroek.
Historische studies zijn slechts heel af en toe bestsellers. Bossenbroek lijkt echter de uitzondering op die regel te zijn, zeker sinds zijn in 2012 verschenen studie over de Boerenoorlog. Een van de verklaringen voor dat succes zal de toegankelijkheid en leesbaarheid van zijn werk zijn. Hij verkrijgt die door het historische verhaal te vertellen door de ogen van deelnemers aan en getuigen van de gebeurtenissen. Zo is een van die ‘vertellers’ in De Boerenoorlog de jonge oorlogsverslaggever Winston Churchill. Dat leest al lekker voordat je één woord gelezen hebt, wil ik maar zeggen.
Ook in De Zanzibardriehoek hanteert Bossenbroek dat procedé. De als arts opgeleide Schot John Kirk, van 1866 tot 1886 werkzaam als Brits consul-generaal op het Oost-Afrikaanse eiland Zanzibar, is zijn hoofdpersoon. Kirk staat in nauw contact met Sultan Barghash, hoofd van het sultanaat Zanzibar (hiernaast zijn portret). Ook ontdekkingsreiziger en zendeling David Livingstone, aan wiens jarenlange, slopende expedities op de rivier de Zambezi John Kirk eerder als arts deelnam, speelt een grote rol. Tot slot draagt Henry Morton Stanley, de man die de verloren gewaande Livingstone wist terug te vinden – ‘Dr. Livingstone, I presume?’ – en van alle ontdekkingsreizigers in Afrika de meeste kilometers gemaakt zal hebben, een substantieel deel van het verhaal.Zanzibar, dat zelf niet groter is dan zo’n 30 bij 80 kilometer, was van oudsher een gigantische overslaghaven voor producten die aan de oevers van de Indische Oceaan werden verhandeld: Kruidnagels en kokosnoten van het eiland zelf, katoenen stoffen en rijst uit India, dadels, aardewerk en tapijten uit het Midden-Oosten, metaaldraad, geweren, kruit, stoffen en kralen uit Europa en Amerika, ivoor en huiden uit Afrika. En, als uiterst lucratieve handel, slaafgemaakte Afrikanen die vanuit het binnenland in lange karavanen naar het eiland werden gedreven. Bedoeld voor de plantages op Zanzibar zelf en ter export, vooral naar het Midden-Oosten. Die slavenhandel was vrijwel geheel in handen van Arabieren. Livingstone en Stanley stuitten tijdens hun expedities regelmatig op die karavanen, die een mensonterende aanblik boden.
Als Bossenbroek je als lezer iets duidelijk wil maken, is het dat de afschaffing van de slavernij minder eenvoudig was dan het in 1807 leek toen het Britse parlement besloot de slavenhandel in het gehele Empire, en daarmee in een groot deel van de wereld, te verbieden. En een kleine dertig jaar later ook de slavernij zelf. De Britse marine kreeg de taak die verboden te handhaven, waarmee ze vooral op de Atlantische Oceaan successen boekte. Daar zakte de driehoekshandel tussen de Afrikaanse westkust, de Amerika’s en Europa al snel merkbaar in. Maar aan de Afrikaanse oostkust was nog decennia lang nauwelijks verschil zichtbaar. De belangen van lokale heersers en van machtige slavenhandelaren vormden een struikelblok, zelfs nadat in 1873 de slavenhandel op Zanzibar zelf ook werd verboden.De periode waarin door een combinatie van subtiele diplomatie en af en toe hard optreden werd gepoogd de slavenhandel in Afrika aan banden te leggen, viel precies tijdens Kirks jaren als Brits consul-generaal op Zanzibar. Door zijn ogen beleef je voldoening wanneer een klein succesje is geboekt, maar ook de botte tegenslag. Omstreeks 1870, wanneer in meerdere Europese landen interesse ontstaat in het hebben van een of meer koloniën in Afrika, sneuvelt Kirks relatieve zelfstandigheid van opereren steeds vaker door politieke, grensoverschrijdende beslissingen die in Londen worden genomen. Uiteindelijk zal hij besluiten dan ook maar bij het Foreign Office te gaan werken, de enige manier om nog invloed te hebben.
David Livingstone hanteerde een formule om de slavenhandel te bestrijden. Volgens hem zou uitsluitend een combinatie van ‘Christianity, commerce and civilization’ op den duur effectief kunnen zijn. Een min of meer geordende maatschappij, waarin regels dienden te worden nageleefd. In de laatste decennia van de negentiende eeuw kwam daar nog een ‘c’ bij: ‘control’. Met andere woorden: koloniseren, de vestiging van een modern, westers bestuur. In overleg geregeld, desnoods militair afgedwongen. Daarmee een situatie scheppend om van een kolonie ook een wingewest te maken. Groot-Brittannië liep voorop in dat proces, andere landen volgden al snel. In een gekoloniseerde samenleving paste geen slavernij. De Afrikanen waren voortaan vrije burgers. Maar nu was hun land hen afgenomen.
Bossenbroeks verdienste ligt erin dat hij een verhaal van een tergend trage strijd tegen onrecht, dubbele politieke agenda’s, verraad en nog zo wat zaken weet te brengen als een spannende thriller. Zo bereik je met geschiedenis een groot publiek.
Martin Bossenbroek / De Zanzibardriehoek. Een slavernijgeschiedenis 1860-1900 / 424 blz / Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2023