In 2015 of 2016, bij het opruimen van de spullen van zijn enkele jaren daarvoor overleden vader, stuitte Joris op een Japanse lakdoos met daarin een handvol kunstig vervaardigde, soms ingewikkelde puzzels. Ook in die doos, helemaal onderop, vond hij een tekening in potlood en inkt die de oplossing bevatte van de meest ingewikkelde hersenbreker, de sterpuzzel. De tekening was gesigneerd ‘MCE’, het monogram van Mauk Escher, en gedateerd 21-8-’27. Joris realiseerde zich dat de inhoud van de lakdoos en zeker de tot nu toe onbekende tekening, ontstaan in de jaren dat Mauk Escher de realistische prentkunst achter zich ging laten en steeds vaker koos voor de constructies die hem uiteindelijk beroemd zouden maken, wellicht een sleutelrol vervulden in dit proces.
Daardoor getriggerd, ging Joris aan de slag. Hij las de bestaande literatuur, werkte zich door de dagboeken van Mauk Escher, diens reisverslagen, de brieven die hij met familie en vrienden wisselde en andere egodocumenten die nog in de familie circuleerden. De 61 cahiers met ‘levensschetsen’ die de vader van Mauk naliet en waarin hij het uitvoerig had over zijn zonen, zelfs gesprekken met hen woordelijk weergaf, leverden heel veel bruikbaar materiaal op. Naast het beeld van de kunstenaar Escher, dat sinds de jaren zestig in opeenvolgende monografieën werd opgebouwd, rees voor de ogen van Joris nu ook de mens Escher steeds duidelijker op. Meer dan genoeg om ‘de roman van zijn leven’ te kunnen schrijven.
In de kunsthistorische literatuur bestaat soms de neiging het karakter van Mauk Escher af te leiden uit de prenten die hij vanaf het midden van de jaren dertig maakte. Hij zou dan een rationele, wat afstandelijke, zelfs kille man zijn. In Escher worden nuanceert Joris Escher dat beeld. Bij hem zien we ook indringend de jonge man die hartstochtelijk graag graficus wilde worden en in de leer ging bij Samuel Jessurun de Mesquita, die verliefd werd op het Italiaanse landschap, daar lang woonde en in de prachtigste hout- en linoleumsneden dat landschap in al zijn glorie vereeuwigde. Maar ook de man die langzaamaan ontdekt dat zijn werk, hoe bijzonder ook, geen gezin kan onderhouden. De man die gelooft in de nieuwe stijl die hij met veel geduld en eindeloos experimenteren ontwikkelt, maar die ook moet constateren dat de erkenning daarvoor slechts heel langzaam op gang komt.Mooi is het gesprek dat Joris laat plaatsvinden, in oktober 1945, tussen Mauk Escher en Willem Sandberg, de directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Mauk komt hem vragen om een expositie van zijn leermeester Samuel Jessurun de Mesquita, die in de oorlog is vergast en uit wiens geplunderde Amsterdamse huis Mauk de dag na het wegvoeren van het gezin nog zo´n 140 prenten heeft kunnen redden, een enkele zelfs met een afdruk van een Duitse laars erop. Sandberg legt Mauk uit dat hij Mesquita’s werk heel bijzonder vindt maar dat het nu tijd is om ruimte te geven aan jonge kunstenaars die in hun werk de toekomst verbeelden: “We kunnen toch niet doen alsof er geen oorlog is geweest? Geen kunstenaarsverenigingen meer in het museum! Hun tijd is voorbij. Geen traditie meer, geen ambachtelijkheid. De kunst is geen métier! […] De bezoekers van het Stedelijk hoeven niet te vinden dat iets knap gemaakt is. Dan gaan ze maar naar het Rijks. […] Een schone lei. Kunstenaars die aanvoelen wat er nu gebeurt, die vooruitkijken. Zij die verbeelden wat nog geen woorden heeft en ik, wij, het museum, wij brengen hun werk naar de mensen”.
Een frisse wind. Mauk kan het jaar daarop twee kleine zaaltjes krijgen.
De titel van het boek, Escher worden, vormt tevens de afbakening. De vier hoofdstukken dragen de titels Mauk worden, Graficus worden, Kunstenaar worden en Escher worden. Dat laatste heeft Mauk omstreeks 1950 bereikt, en dat op eigen kracht. Het vervolg, de gestaag maar tergend langzaam groeiende waardering door de critici, museumdirecties en het publiek, uitmondend in de grote overzichtstentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum in 1968, vat Joris Escher samen in een korte epiloog. Dat is een begrijpelijke keuze, alles wat daarvóór is gebeurd is natuurlijk veel spannender. Veel meer een heel persoonlijke biografie.
Net zo’n geslaagde keuze zijn de intermezzo’s die Joris Escher tussen de hoofdstukken plaatst. In een ervan beschrijft hij hoe hij een prent van zijn oudoom probeert na te maken. De tekening is daarbij niet het grootste probleem, het papier, de inkt en het feitelijke afdrukken wel. Het geheim van de kunstenaar. Heel inzichtelijk. In een ander intermezzo reist hij naar Italië, op zoek naar de plekken waar Mauk heeft getekend.
Ik las het boek met de grote oeuvrecatalogus Leven en werk van M.C. Escher uit 1981 binnen handbereik. Dat is handig om de paginagrote afbeeldingen te bekijken, maar laat tegelijk zien waar de toegevoegde waarde ligt van Escher worden: door ín de huid van Mauk Escher te kruipen, komen de kunstenaar én de mens tot leven. Dat Joris Escher in deze geromantiseerde biografie niet heel veel zelf hoefde in te vullen, maakt de uitvoerige bronvermelding duidelijk. Het familiearchief bleek van onschatbare waarde.
Joris Escher / Escher worden / 368 blz / Atlas Contact, 2023