zondag 22 januari 2023

Opgejaagd

Volgens de overlevering zag het zwart van de mensen, maar was het desondanks doodstil. Niemand durfde iets te roepen. De datum was 30 januari 1649, de plek een hoog schavot tegen de gevel van Whitehall Palace, Londen. Het was ijzig koud. Dat het toegestroomde volk onder de indruk was, is niet vreemd. Het was immers de koning die op het punt stond te worden onthoofd, een unicum in de Britse geschiedenis. De meeste historici zijn het erover eens dat Charles I zijn ongeluk deels aan zichzelf had te danken. Jarenlange onwil om samen te werken met het Parlement. De wapens opnemen tegen je eigen volk. Niet voor rede vatbaar zijn. Onder leiding van Oliver Cromwell en met steun van het Parlement en flink wat militaire en politieke kopstukken was Charles gearresteerd. Een showproces leidde vervolgens tot de beslissing de koning te doden ‘door zijn hoofd van zijn lichaam te scheiden’. 

Niemand zal op die 30ste januari hebben voorzien dat het doden van de koning slechts tijdelijk tot een andere regeringsvorm zou leiden. Al in 1660, dus elf jaar later, kon Charles II als opvolger van zijn vader de troon weer bestijgen. Oliver Cromwell was inmiddels overleden, diens zoon bleek een zwakke leider en de koningsgezinden grepen opnieuw de macht. De ‘Restauratie’ was een feit. Charles II bleek – enigszins begrijpelijk – vervuld van wraakgevoelens. Iedereen die maar iets te maken had met de moord op zijn vader, In Engeland de regicide geheten, moest er aan geloven. Hij liet zelfs het stoffelijk overschot van Oliver Cromwell opgraven en alsnog ‘executeren’. De jacht op de koningsmoordenaars werd vergemakkelijkt doordat de 59 meest betrokkenen het bevel tot executie van Charles I hadden ondertekend en met hun persoonlijke zegel bevestigd. Sommigen op de lijst waren inmiddels al overleden, anderen uit voorzorg naar het buitenland gevlucht. De rest werd opgepakt en op beestachtige wijze ter dood gebracht. 

Tot zover de geschiedenis zoals die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Robert Harris heeft die als uitgangspunt genomen voor een thriller over de lotgevallen van de twee koningsmoordenaars die het verst weg vluchtten: kolonel Edward Whalley en zijn schoonzoon William Goffe, eveneens met de rang van kolonel. Zij namen onder een valse identiteit de boot naar Boston en kregen onderdak bij een familie in Cambridge, Massachusetts. Dat is het laatste levensteken dat we van hen hebben. Vanaf dat punt is de thrillerschrijver aan het woord.

New England, aan de oostkust van wat later de Verenigde Staten zou worden, stond in 1660 onder Brits gezag. Maar tegelijk lag het ook heel ver weg van Londen en vertoonden de gezagsdragers er in denken én handelen soms een gezonde onafhankelijkheid van het moederland. Zeker na de politieke onrust van de jaren ervoor. Ook speelde het geloof daarin een rol. Veel van de puriteinen in New England moesten niets hebben van de Anglicaanse kerk, dus ook niet van de koning die daar het hoofd van was. Whalley en Goffe maakten dankbaar gebruik van dat sentiment. Het betekende voor hen dat ze, ofschoon als onderduikers, in relatieve veiligheid konden leven.

Dat veranderde toen de koning een prijs op hun hoofd zette. Zelfs puriteinse gouverneurs konden een koninklijk bevel niet zomaar naast zich neerleggen. Dat is het begin van een vlucht door het bergachtige achterland van de oostkust, achterna gezeten door de officier Richard Nayler, een premiejager die in opdracht van de Privy Council, het kantoor van de koning, op hen is afgestuurd. 

Harris toonde al eerder aan als auteur tevens een bevlogen historicus te zijn. De soms bloedstollende achtervolging vindt plaats in een gebied en een samenleving die door hem gloedvol worden beschreven. Het indrukwekkende landschap bepaalt in belangrijke mate de sfeer, de contacten met de bevolking doen Whalley en Goffe steeds beter begrijpen wat ze wel en wat ze niet van de mensen kunnen vragen. Omstreeks het midden van de zeventiende eeuw was New England nog een leeg en ruig gebied, met kleine nederzettingen en enkele iets grotere dorpen. Ook trokken er nog indianen rond, letterlijk en figuurlijk aan de rand van de maatschappij.

Dit is lang niet het eerste boek dat gewijd is aan de jacht op de koningsmoordenaars. Nog pas tien jaar geleden verscheen het succesvolle Killers of the King, geschreven door Charles Spencer, de 9e Earl Spencer, de jongere broer van Lady Di. Dat richt zich meer op de jacht op de naar Europa uitgeweken regicides en biedt een bredere, historische blik. Robert Harris daarentegen ´verpakt´ zijn verhaal als een thriller en focust op zijn twee hoofdpersonen, waardoor het naar mijn smaak een veel grotere impact heeft. Ideaal boek voor een lange avond bij de open haard, lijkt me. (Is namelijk moeilijk weg te leggen.)

Robert Harris / Regicide / Vertaald uit het Engels door Rogier van Kappel / 368 blz / Cargo, 2022