zondag 15 januari 2023

Muziek in de Sovjet-Unie

Jozef Stalin was een hartstochtelijk liefhebber van klassieke muziek. Op zich lijkt dit een positieve opmerking, maar er valt wel het een en ander op af te dingen. Jozef Stalin was namelijk bepaald geen onbevangen luisteraar. Als leider van de communistische partij, die na 1918 de absolute macht bezat in de Sovjet-Unie, verlangde hij van componisten én uitvoerenden dat zij zich zouden scharen achter de idealen van de nieuwe communistische heilstaat. Welke waren die idealen? Verheffing van het volk, ook in cultureel opzicht, was er één van. Dat betekende dat iedereen de muziek zou moeten kunnen begrijpen. Eenvoudige melodielijnen dus en, als dat mogelijk was, ook het invoegen van wat thema’s uit de populaire volksmuziek. Voor de herkenbaarheid. Daarnaast stond de verheerlijking van de arbeid van het proletariaat hoog op het to do lijstje voor componisten. Dat kon bijvoorbeeld door fabrieksgeluiden te ‘vertalen’ naar muziekinstrumenten. Het lijken eenvoudige richtlijnen, maar dat geldt alleen in technische zin. In moreel opzicht hadden veel  musici en componisten het er moeilijk mee. Waarbij de zaak nog eens werd gecompliceerd doordat Stalin, vanuit zijn hartstochtelijke liefde voor de muziek, alles op de voet volgde. Big Brother was listening, letterlijk. En een ontevreden dictator betekende dat je je leven niet zeker was.

Een van de componisten die dit overkwam was Dmitri Sjostakovitsj. De grote Russische componist van de twintigste eeuw, iemand die feilloos aanvoelde waar de grens lag tussen artistieke vrijheid en de wensen van de communisten. En langs die grens laveerde, hem soms overschreed, naar beide zijden. Julian Barnes bracht enkele jaren geleden in zijn roman over het leven van de componist, The Noise of Time, vertaald als Het tumult van de tijd (2016) op onvergetelijke wijze in beeld wat daar voor Sjostakovitsj de consequentie van was: opgepakt worden door de gevreesde veiligheidsdienst, in het beste geval uitsluitend voor een verhoor. Omdat de componist zijn gezin die onrust wilde besparen, wendde hij zich aan om tijdens het hoogtepunt van de terreur, in het voorjaar van 1937, vanaf middernacht in het trappenhuis van zijn Moskouse appartementsgebouw, aangekleed en wel, en voorzien van een koffertje, te wachten op dat moment. De ene sigaret na de andere rokend. Maar dat moment kwam gelukkig nooit.

Over deze periode schreef Michel Krielaars het boek De klank van de heilstaat. Musici in de tijd van Stalin. Krielaars was correspondent in Rusland voor NRC Handelblad, daarna Chef boeken voor dezelfde krant en tegenwoordig medewerker aan de vrijdagse boekenbijlage. Hij kent Rusland door en door, publiceerde eerder onder andere de verrukkelijke monografie Het brilletje van Tsjechov. In Klank van de heilstaat belicht hij in tien hoofdstukken de lotgevallen van even zovele componisten en musici die onder het bewind van Stalin werkzaam waren. Dmitri Sjostakovitsj heeft geen eigen hoofdstuk, we komen hem geregeld tegen in het leven van de anderen.

Sommige van die musici zijn ook buiten Rusland beroemd, zoals de pianist Sjvatoslav Richter, de componist Sergej Prokofjev en de cellist Mstislav Rostropovitsj, een van de heel weinigen die, zij het ver na Stalins dood, de Sovjet-Unie wisten te verlaten. Het aardige van dit boek is dat de meeste anderen voor niet-Russen minder bekend zijn. Ik had in ieder geval nog nooit gehoord van de componist Vsevolod Zaderatski, de jazz-zanger Vadim Kozin of de zangeres Klavdia Sjoelzjenko, die ook wel de Russische Vera Lynn  wordt genoemd. Zij debuteerde in de jaren twintig met populaire lichte muziek, het waren de jaren waarin foxtrot en tango ook in de Sovjet-Unie populair werden. Maar nadat de invloedrijke, oude Maxim Gorki in 1928 die muziek in een artikel in de Pravda afwees, verdween het al snel van het repertoire. Ook Klavdia Sjoelzjenko leek het raadzaam een andere weg in te slaan. Ze koos voor Russische volksmuziek, de liederen met de vloeiende, herkenbare melodielijnen en een ontroerend of meeslepend verhaal. Gedurende de Tweede Wereldoorlog zong ze die eindeloos voor de troepen aan front, en na de oorlog kon je jarenlang niet door een volkswijk lopen zonder ergens uit een raam haar stem te horen. 

Maar een succesverhaal als dit was voor de meeste musici onder Stalin niet weggelegd, zelfs als je toegaf en je ziel aan de duivel verkocht. Vanuit de ondoorzichtige staatsinstellingen kon het verwijt dat je te formalistisch was, of burgerlijk, of zelfs decadent zomaar worden geuit. Officieel gebaseerd op een beleid, maar in de praktijk vaak onvoorspelbaar. Stalin zelf hield het simpel: hij beluisterde iedere langspeelplaat die was opgenomen en schreef dan op de hoes ‘Goed’, ‘Middelmatig’ of ‘Rotzooi’. Hij volgde daarin trouwens niet altijd zijn eigen richtlijnen.

Krielaars stelt in dit boek meermaals de vraag die al die persoonlijke geschiedenissen overkoepelt: wat doe je als kunstenaar? Geef je toe, of plooi je je voor zover mogelijk, of voor zover je geweten dat toelaat? Ga je schipperen, dat is het juiste woord denk ik. In een van de laatste en langste stukken in dit boek belicht hij de man die vanaf 1948 secretaris-generaal was van de Componistenbond, Tichon Chrennikov (1913-2007). Die wordt gezien als handlanger van het regime, ofschoon hij zelf het tegendeel beweert. ‘Erger voorkwam’ voor zijn collega-schrijvers. Hoe het ook zij, hij is in ieder geval de ideale figuur om je die vragen eens bij te stellen.

Een musicoloog is Krielaars niet, maar hij bezit wel een grote liefde voor muziek, voor Rusland en voor mooie verhalen. Als journalist schrijft hij uitermate leesbaar, wat wordt versterkt doordat hij zijn onderzoek een persoonlijk tintje meegeeft. En de omslag van het boek is een vondst. Het is de affiche van het Leningrad Festival of the Arts 1935. Kunst wordt in de communistische heilstaat gewaardeerd, straalt het uit. Zo lang je maar in de pas liep.  

Michel Krielaars / De klank van de heilstaat. Musici in de tijd van Stalin / 368 blz / Uitgeverij Pluim, 2021