Ik struin graag kringloopwinkels en boekenmarkten af. Het aardige daarvan is dat je daarbij tegen boeken aanloopt die je niet zocht, waarvan je het bestaan misschien niet eens vermoedde maar die wel een aanwinst voor je boekenkast blijken te zijn. Dat is zeker het geval met
Het afschuwelijkste uit Jan Wolkers, een deeltje uit de mij onbekende Meulenhoffreeks. Het bundeltje omvat zeven van Wolkers’ vroege verhalen, afkomstig uit de bundels
Serpentina’s petticoat,
Gesponnen suiker,
De hond met de blauwe tong en
Horrible tango. Een korte samenspraak waarmee Wolkers in 1958 debuteerde in het literaire tijdschrift Podium completeert het geheel. Die laatste speelt zich af in de toenmalige kolonie Nieuw-Guinea en is erg geestig, op het absurde af. Hier is de jonge Wolkers aan het woord, geïnspireerd door het werk van de door hem bewonderde Eugène Ionesco.
De term ‘afschuwelijkste’ in de titel is overduidelijk bedoeld als een aanprijzing. De verhalenbundels die Wolkers gedurende de jaren zestig publiceerde, veroorzaakten bij een breed lezerspubliek een schokeffect, zowel positief als negatief. Met wat normaal gesproken een vernietigende kritiek zou betekenen, wordt hier gekoketteerd. Dat kon in die tijd van snelle veranderingen in de maatschappij, van kantelende normen en waarden.
En de verhalen? Voor mij nog zo verrassend en fris als toen ik ze voor het eerst las, ergens tweede helft jaren zeventig. Vintage Wolkers.
Het afschuwelijkste uit Jan Wolkers / 158 blz /\Meulenhoff, 1969 / Meulenhoffreeks, nr. 2