maandag 15 november 2021

Lezen in de 'gezapige eeuw'

Jarenlang stonden er in mijn boekenkasten enkele romans van de negentiende-eeuwse schrijfster Melati van Java. Ooit voor weinig geld aangeschaft bij De Slegte, in een bevlieging om meer werk van vrouwen te lezen. En waarschijnlijk ook vanwege de aardige bandjes en de exotisch klinkende auteursnaam. Wat trouwens een pseudoniem bleek voor het oer-Hollands klinkende Marie Sloot. Weliswaar geboren in Semarang, op Java, maar het grootste deel van haar leven woonachtig in Amsterdam. Lezen zou ik die boekjes nooit, verder dan openslaan, wat bladeren en weer terugzetten kwam ik niet. Het oogde allemaal wat saai, gezapig, ouderwets. Toen ik een jaar of vijf geleden de door Vilan de Loo geschreven biografie cadeau kreeg, Dochter van Indië, las ik die wel met plezier. Het leven van Melati bleek een interessant tijdsbeeld te zijn.

Ook bij Marita Mathijsen is de negentiende-eeuwse literatuur niet gezapig. En zeker niet het literair-historische verhaal over die eeuw, of de levens van de schrijvers. In de zojuist verschenen studie L. De lezer van de 19de eeuw brengt zij vol enthousiasme in kaart wat er werd gelezen, hoe dat was georganiseerd en hoe dat gedurende de eeuw geleidelijk veranderde. Van de leesclubs waarin de gezamenlijk aangeschafte boeken circuleerden en daarna werden besproken, tot het lezen als een veel individueler bezigheid. Van de vormelijke, in poëzie gegoten historische geschiedenissen tot de experimentele, hoogst persoonlijke en hoogst actuele geschiedschrijving door Eduard Douwes Dekker. Van de schrijvende dominees, de extraverte romanticus Bilderdijk, de brave dames Betje Wolf en Aagje Deken, de poëziemetselaar Tollens, de rasverteller Jacob van Lennep die op de vleugels van Walter Scott (Ivanhoe) de historische roman tot een geliefd genre maakte, de Tachtigers, de wufte maar geniale Couperus en nog veel, veel meer. 

Mathijsen past een trucje toe dat haar betoog heel dicht bij de lezer brengt: met grote regelmaat laat zij de lezer(es) die het onderwerp is van haar boek zelf aan het woord. In blauwe inkt, voor het onderscheid. Daarin kan ze veel kwijt, zaken die soms wat meer subjectief van aard zijn zoals de waardering van het lezerspubliek voor een boek, ervaringen van leden van een leesclub met hun eigen organisatie, gemopper over de hoge prijs van een bundel, bewondering voor een lezing door een populaire auteur enzovoorts. Het boekenwereldje wordt dan ineens heel tastbaar.

Verslaafd als velen van ons zijn aan lijstjes, toptiens en dergelijke, heeft Mathijsen ook een poging gedaan voor de verschillende tijdvakken gedurende de eeuw een toptien samen te stellen. En ook het lijstje van toen te vergelijken met het lijstje van nu, als letterkundige terugkijkend. Daaruit leer je dat populariteit tijdens het leven van een schrijver geen garantie is voor eeuwige roem. Maar miskenning tijdens het leven vrij zeker ook niet. 

Het belang van deze studie is vooral gelegen in het feit dat Mathijsen laat zien dat die lieve, gezapige eeuw in literair opzicht best wel spannend was. In ieder geval zo afwisselend en levendig dat je de term gezapig zeker niet meer zou mogen gebruiken.

Marita Mathijsen / De lezer van de 19de eeuw / 464 blz / Uitgeverij Balans, 2021