De lynchpartij is uitermate gedetailleerd te reconstrueren, in de eerste minuten zelfs met benoeming van de wapens en wie die hanteerden. Dat komt omdat direct na de dubbele moord burgers werden ondervraagd en pamfletten verschenen die de lezer het gebeuren in geuren en kleuren voorschotelden. De betrouwbaarheid van die bronnen is op detailniveau misschien niet altijd te garanderen, maar ze maken duidelijk dat het waarschijnlijk niet mogelijk is om één of enkele moordenaars aan te wijzen. Op de toeschouwers van die dag kwam het in ieder geval over als een spontane geweldsuitbarsting.
Prud’homme van Reine maakt veel werk van de aanloop naar de moord. Hij schetst het functioneren van De Witt als raadpensionaris, zijn netwerk en successen, maar ook de weerstand die zijn beleid opriep. Datzelfde doet hij met Willem III, de jonge prins van Oranje die in de coulissen wachtte op zijn kans om tot stadhouder te worden benoemd en daarmee de familietraditie voort te zetten. In de jaren voor 1672 werd het langzaam maar zeker duidelijk dat beide mannen zich ten opzichte van elkaar in een balance of power bevonden die heel voorzichtig en langzaam in het voordeel van Oranje dreigde om te slaan. Een zekerheid dat dit zou gebeuren was er niet, daarvoor legden de Witt’s politieke en militaire successen – denk aan de gevaarlijke maar succesvolle tocht van Michiel de Ruyter naar Chatham in 1667 – nog lange tijd teveel gewicht in de schaal. Maar toen het Franse leger op 12 juni 1672 de Republiek binnenviel, zwelde de roep om de prins tot stadhouder te benoemen razendsnel aan. De positie van De Witt verzwakte daardoor van de ene op de andere dag. Zijn machtsbasis was verdampt.
Daarmee zijn we aangekomen bij de centrale vraag, de kwestie die de gemoederen al sinds de noodlottige dag bezighoudt: heeft Willem III een rol gespeeld in de gebeurtenissen van die twintigste augustus? En zo ja, was dat sturend of alleen maar heel opportunistisch afwachtend, gebruikmakend van de penibele situatie van zijn politieke tegenstander? Na het doorlichten van de entourage van de prins, de belangrijke mannen die zijn kring vormden, en na het minutieus doorlopen van de volgorde der gebeurtenissen, en de reactie van de prins daarop, komt Prud’homme van Reine tot een heldere conclusie. Het was beslist géén spontane moordpartij, een vaststelling die in belangrijke mate wordt versterkt doordat enkele van de meest zichtbare oproerkraaiers na afloop door de prins in bescherming werden genomen. Zelfs het ‘masterplan’, het bedenken en organiseren van het geweld, is met een zekere mate van waarschijnlijkheid toe te schrijven aan een vertrouweling van de prins. En valt Willem III direct iets te verwijten? Jazeker. Hij bevond zich op de dag van de aanslag in het legerkamp bij Alphen, waar hij al heel snel na de arrestatie van de gebroeders De Witt per koerier bericht ontving over de ontwikkelingen. En tot tweemaal toe ook een verzoek van de Staten van Holland om militaire bijstand. Met slechts honderd goed bewapende ruiters, die binnen enkele uren in Den Haag hadden kunnen zijn, zou het oproer zonder al te veel moeite uiteengeslagen hebben kunnen worden. Maar hij ondernam geen actie. Liet het gebeuren.
Dit is geschiedschrijving in optima forma. Degelijk, gedetailleerd, levendig en voor een breed publiek. De opbouw van het boek is heel helder en effectief, in het afsluitende hoofdstuk vallen veel van de puzzelstukjes dan ook op hun plek op een wijze waarop Agatha Christie jaloers zou zijn geweest. Een aanrader.
Ronald Prud’homme van Reine / Moordenaars van Jan de Wit. De zwartste bladzijde van de Gouden Eeuw / 230 blz / De Arbeiderspers, 2013