Deze context maakt het begrijpelijk dat ik de korte roman De kat van de Japanse schrijver Takashi Hiraide met plezier las. Daarin sluit een thuiswerkend echtpaar de kat van de buren in de armen. Ze voeren hem vis, praten met hem, noemen hem Pukkie en zouden hem graag aanhalen, maar dat staat hij niet toe. Het is zo’n kat die zijn eigen plan trekt, het tegendeel van een theemuts die graag op schoot zit. De kat wordt een onderdeel van hun leven dat ze samen delen, ze bespreken zijn gedrag en raken daardoor ook over andere zaken weer wat meer met elkaar aan de praat dan voorheen. Dit alles speelt zich af in een negentiende-eeuwse wijk van Tokyo, met smalle straatjes waar nog traditionele woningen met sfeervolle tuinen staan. Het is een afgesloten, verstild decor dat Hiraide schept voor zijn eveneens verstilde verhaal. Dat verhaal pretendeert niets, maar biedt veel.
Zoiets uitzonderlijks kan natuurlijk niet zomaar voortduren. De veranderingen die tegen het einde van het verhaal optreden, zijn te lezen als een vooraankondiging van het moderne Japan dat zijn klauwen langzaamaan ook naar dit vergeten gebiedje uitstrekt. Het is 1989.
Ofschoon dit alles teloor kan gaan, blijft de herinnering aan de relatie met de kat. Zeker bij de man van het echtpaar, die tien jaar na dato zijn herinneringen aan Pukkie noteert. Dat verslag is wonderlijk lichtvoetig, vol van weemoed en bijzondere observaties. Een boekje als een klein juweel.
Takashi Hiraide / De kat / Vertaald uit het Japans door Luk Van Houte / 159 blz / Meulenhoff, 2015