dinsdag 23 maart 2021

Een meeloper

Op de derde bladzijde van zijn roman De Opgang introduceert Stefan Hertmans de plek die een belangrijke rol zal spelen in de geschiedenis die hij gaat schrijven. Het is een groot huis in het historische centrum van Gent, de wijk die bekend staat als Patershol. De eigenaren willen er van af, hij kan het voor een luttel bedrag kopen. Hertmans ziet het huis voor het eerst wanneer hij het in gezelschap van de notaris bezoekt: ‘Bij de bezichtiging van het huis zag ik de schimmel en het vocht, het brakke water in de ondergelopen kelders, hier en daar een vermolmd oud meubel, maar ook de hoge trapzaal, de mooie schoorsteen van bruin-roze marmer in de voorkamer, de lange gang met de zwart glimmende Ardense steen, afgeboord met een lint van grijsgeaderd Carrara, de ruime kamers op de etages met hun brede vloerplanken – de aantrekkingskracht van een onbekend leven.’ Hij leent de aankoopsom van zijn vader en mag zich de eigenaar van het statige maar verwaarloosde opknappertje noemen.

Hij heeft dan nog geen idee van de bewoningsgeschiedenis van het huis. Die wordt hem ruim twintig jaar later duidelijk, hij heeft het huis dan alweer verkocht. Gedurende de jaren dertig en de oorlog woonde Willem Verhulst er met zijn gezin. Verhulst was een Vlaamse SS’er, een fanatieke. Zijn officiële functie was die van directeur van de radiodistributie, daarnaast handelde hij op de zwarte markt en joeg hij graag op joden. Bovenal was hij zo iemand die goed voor zichzelf zorgde, voor wie een luxe leven een sterkere drive vormde dan een politieke overtuiging. Verhulst was getrouwd met Harmina Wijers, een Nederlandse. Hij betrok haar nauwelijks bij zijn werkzaamheden voor de Vlaamse beweging en later de bezetter. Dat voorrecht was voorbehouden aan Griet Vantomme, zijn minnares.  

De zoon van Verhulst, Adriaan, werd na de oorlog historicus en hoogleraar aan de Gentse universiteit. Hij schreef een beknopte biografie van zijn vader, een boekje dat Hertmans omstreeks 2000 in handen kreeg. Daarin worstelt Adriaan met het verleden van zijn vader, heeft hij de neiging diens collaboratie vanuit een dubbele moraal te beoordelen. Dat zet Hertmans aan onderzoek te doen naar Willem Verhulst, in een poging de drijfveren van de man te analyseren en wellicht te begrijpen. Omdat dat leven zich heeft afgespeeld in het huis dat hij zo goed kent, wordt het ook voor hem een geschiedenis die hem na staat.   

Bij die eerste bezichtiging, in 1979, toonde de notaris hem in alle rust het gehele huis, van de kelders tot de zolder. Hertmans koos ervoor die opgang ook het raamwerk te laten zijn van zijn vertelling. Dat werkt prima, het levert een strakke structuur maar laat ook ruimte voor associaties. Al lezend ga je het huis gaandeweg ook daadwerkelijk beleven als het decor. Een prima keuze.

Verhulst krijgt onder Hertmans’ handen duidelijk gestalte. Hij belichaamt niet alleen de zinloosheid van de oorlog en de collaboratie, maar ook de leegheid van het leven van een meeloper, een egoïst. Als Verhulst na de oorlog terecht moet staan en verantwoording afleggen van zijn handelen, weet Hertmans ook de beleving van een mislukt leven indrukwekkend in beeld te brengen.  

Stefan Hertmans / De opgang / 412 blz / De Bezige Bij, 2020