Het verhaal zal velen bekend zijn. Vestdijk beschrijft de eerste drie jaren die Anton Wachter doorbrengt op de H.B.S. in het Friese Lahringen. Hij is, mede door de recente dood van zijn vader, één brok zenuwen. Die gemoedstoestand wordt op indrukwekkende wijze tot leven gebracht. Gedurende het eerste jaar wordt Anton vaak gepest, vooral met de als scheldwoord bedoelde bijnaam vent. Het enige dat hij daar tegenin weet te brengen is hard leren om de beste van de klas te zijn. In het tweede jaar verschijnt er een nieuwe leerlinge op school, Ina Damman. Anton valt voor haar. Die verliefdheid wordt een obsessie. Hij wandelt haar iedere middag van school naar de trein, hij noteert in een speciaal schrift alles wat ze tegen elkaar zeggen – dat is niet veel, Anton is verlegen en/of te gespannen in haar nabijheid, zij zegt niet veel, is een gesloten boek – en gedraagt zich in het algemeen op een opdringerige wijze, we zouden het nu stalken noemen. Wanneer Ina een einde maakt aan de situatie is Anton volledig van slag. In het derde schooljaar heeft Anton een nieuwe vriendin, maar daardoor gaat hij inzien dat Ina voor hem altijd de enige zal zijn, zelfs al is het niets geworden en zal dat ook nooit zijn.
Ik las het boek op de middelbare school, voor mijn lijst. Wie niet? Ik herinner me nog dat ik het taalgebruik wat omslachtig vond, breedsprakig. Bij herlezing nu zie ik dat Vestdijk inderdaad veel woorden gebruikt, maar dat die ook een functie hebben. Hij analyseert de denkwereld van zijn hoofdpersoon tot in de finesses, geen zin in die passages is overbodig. Die onderhuidse spanningen van Anton, teweeggebracht door angst, verliefdheid en twijfel vormen dan ook de kern van het verhaal. Wanneer Anton aan het einde van het derde jaar tot het hierboven beschreven inzicht is gekomen, komt zijn hoofd tot rust en sluit Vestdijk af met een van de mooiste ‘laatste zinnen’ in de Nederlandse literatuur: ‘Maar daar, achter hem, op het stationsplein: daar had hij geleefd. Hij moest dat toch vasthouden, ondanks alles. Na het hekje geopend te hebben, had hij nog een zestal schreden voor zich door het tuintje, waar de avondwind zo ver mogelijk, zo hoog mogelijk met hem meewoei om zijn voorhoofd te koelen. Maar zijn voeten raakten zwaar de aarde, zwaar en knarsend op het kiezel alsof zíj het alleen hadden te bepalen hoe onwankelbaar trouw hij blijven zou aan iets dat hij verloren had, - aan iets dat hij nooit had bezeten.
Simon Vestdijk / Terug tot Ina Damman. De geschiedenis van een jeugdliefde / Anton Wachterromans 3 / Met een voorwoord van Sylvia Witteman / Salamander pocket / 224 blz / Nijgh & Van Ditmar, 2020