donderdag 21 januari 2021

Utopia Avenue

Het lijkt dat de popcultuur van de sixties zo langzamerhand toe is aan een historische terugblik. Het Fries Museum wijdde enkele jaren geleden een grote tentoonstelling aan David Bowie. Dat bleek een hit, zeker toen Bowie nog tijdens de tentoonstellingsperiode onverwacht overleed. De Rolling Stones staan er nu, en ook daarop kwamen de fans – de meesten aardig op leeftijd – in grote getale af totdat de coronacrisis het museum deed sluiten. De nieuwe roman van David Mitchell past ook in die trend. De titel, Utopia Avenue, verwijst naar de denkbeeldige band waarvan Mitchell de opkomst en ondergang schetst. Voor een auteur die in 1969 is geboren en de sixties zelf dus niet  heeft meegemaakt weet hij toch precies de juiste toon en sfeer te treffen. 

Het verhaal vangt vroeg in 1967 aan in Londen, waar talentenscout en manager Levon Frankland in Londense clubs en cafés vier jonge mensen hoort spelen. Hij is onder de indruk van hun spel, maar ieder van hen zit naar zijn mening bij de verkeerde band of op dood spoor. Hij daagt ze uit samen te spelen en naar een eigen stijl te zoeken. Dat lukt, en Utopia Avenue is geboren. 

De band bestaat uit drie mannen en een vrouw. Dat is Elf Holloway, pianiste en verslingerd aan folk. Leadguitar speelt de Jasper de Zoet, zoon van Brits-Nederlandse ouders, van goede komaf. Dean Mos, basgitaar, zou je een workingclass-hero kunnen noemen. Griff Griffin op drums is afkomstig uit Yorkshire en is van het type ‘niet lullen maar poetsen’. Elf, Jasper en Dean schrijven ook nummers voor de band.

Mitchell beschrijft de lastige aanloop naar bekendheid. Dat levert mooie scènes op in het circuit van weinig glorieuze locaties als studentenverenigingen, wijkcentra en zaaltjes in de provincie. Maar langzaamaan groeit de bekendheid van de band, worden singles gedraaid op de radio en blijken de zelfgeschreven nummers in de smaak te vallen, de band een imago van authenticiteit te geven.

Als schrijver kan je Mitchell enige speelsheid niet ontzeggen. De drie delen van het verhaal  dragen de titels van de drie albums die de groep maakt. Ieder hoofdstuk wordt verteld vanuit het perspectief van een van de bandleden, en dat klinkt heel herkenbaar en overtuigend. En dan zijn er de cameo’s, korte verschijningen van beroemdheden. Het ligt voor de hand dat Elf, Dean, Jasper en Griff, hadden ze echt bestaan, in de popscene in Londen en andere plekken dergelijke beroemdheden tegen het lijf waren gelopen, maar toch is het verrassend om David Bowie, Keith Moon, Frank Zappa, Leonard Cohen, Janis Joplin en handenvol anderen tegen te komen in de context van deze roman. Mitchell geeft die ontmoetingen een zinvolle rol, hij doet het niet (alleen) om het effect.

Ook kom je personages tegen die je als vaste lezer van Mitchell kent uit zijn andere romans. Zijn oeuvre vertoont in dat opzicht een sterke samenhang.  Jasper de Zoet is wat dat betreft natuurlijk een inkoppertje, hij blijkt een nazaat te zijn van Jacob de Zoet, de hoofdpersoon uit The Thousand Autumns of Jacob de Zoet uit 2010. 

De achtergrond van ieder van de vier bandleden krijgt van Mitchell ruim aandacht, waardoor het mensen van vlees en bloed worden. Dat is bij bestaande beroemdheden natuurlijk niet anders, wij weten immers alles van John Lennon en Mick Jagger. Maar ook die keuze overtuigt, heeft een toegevoegde waarde. Uit al die elementen tezamen rijst een geloofwaardig en uiterst leesbaar beeld op van een denkbeeldige band in een op de werkelijkheid gebaseerde context. Een verhaal dat bewondering maar ook ontroering oproept. Een verhaal dat mij, iets ouder dan Mitchell maar ook geen getuige van de sixties, van begin tot eind meesleepte. De band bestond maar kort, en de reden daarvoor is triest, maar ik werd in lange tijd niet zo vrolijk van een roman. 

David Mitchell / Utopia Avenue / Vertaald uit het Engels door Harm Damsma en Niek Miedema/ Audioboek, voorgelezen door Ronald Top / 25 uur en 37 minuten / Meulenhoff, via Storytel