dinsdag 19 januari 2021

Een rijk gaat ten onder

Hoe breed zal in Oostenrijk-Hongarije gedurende de laatste decennia van de negentiende eeuw het besef hebben geleefd dat de dubbelmonarchie op haar laatste benen liep? Dat de politieke, culturele en etnische verschillen en conflicten waaraan de leiders en inwoners van deze staatkundige lappendeken inmiddels zo gewend waren groeiden en de zaak onherstelbaar aan het ontwrichten waren? De vraag stellen is hem ook beantwoorden, in de zin dat oplettende krantenlezers zich vast zullen hebben beseft dat dat risico niet ondenkbaar was. Maar dat de Eerste Wereldoorlog zou uitbreken, dat het rijk erbij betrokken zou raken én dat dit de val van Oostenrijk-Hongarije zou bespoedigen, dat had vermoedelijk niemand ingecalculeerd. Joseph Roth laat in zijn roman Radetzkymars uit 1932, terugkijkend op die periode, haarfijn zien hoe dat proces in zijn werk ging. Het onderwerp lag hem na aan het hart. Hij was geboren in het oosten van Oekraïne, dat behoorde tot het rijk, en vocht in de oorlog. Hij hield van het land en de cultuur, een liefde die hij in de roman op superieure wijze zou uitwerken.

Centraal staat de familie Trotta. Met een grootvader die in 1859 tijdens de slag bij Solferino het leven weet te redden van de jonge keizer Franz Joseph en daarvoor wordt beloond met geld en een titel, een vader die als ambtenaar een regio bestuurt en een zoon die kiest voor een loopbaan in het leger is de familie door drie generaties heen nauw gelieerd aan de keizer en de staat. Het leven en werk van deze drie mannen geeft Roth handvatten om de vinger te leggen op zere plekken in het systeem: de zinloosheid van veel militaire campagnes, de omslachtigheid van bestuur en bureaucratie, de nergens op gefundeerde machtpositie van de keizer, de leegheid van een leven in een militair garnizoen aan de grens van het rijk en de gedateerde maar nog steeds in zwang zijnde militaire erecodes, die een hoop menselijk leed veroorzaken.

Roths liefde voor het land komt vooral tot uiting in de toon die hij hanteert, de sfeer die hij weet te creëren. Melancholie en mededogen zijn termen die je op veel passages kunt stempelen. Zelfs voor de hoge militairen die wel een vermoeden hebben dat ze met de jonge rekruten die ze aan het opleiden zijn vooral bezig zijn kanonnenvoer klaar te stomen, en die als uitlaatklep voor hun frustratie een dans op de vulkaan gaan uitvoeren, met drank, drugs en gokken, voelt Roth compassie. Het gevoel van onontkoombaarheid, van een noodlot, markeert de sterkste delen van de roman. 

Hoogtepunt voor mij is het bezoek dat de middelste Trotta, de hoge ambtenaar, aan de keizer brengt om een speciaal verzoek aan hem voor te leggen. Twee oude mannen, die ontdekken dat zij erg op elkaar lijken. De vergeetachtige oude keizer raakt steeds de draad van het gesprek kwijt terwijl de oude Trotta, onderdanig maar tegelijk verbijsterd, niet weet hoe te reageren op de man die hij zijn hele leven onderdanig heeft gediend.

Van Oorschot gaf het boek zeer verzorgd uit, met mooi papier en bijzondere illustraties in waterverf van Jan Vanriet. De nieuwe vertaling leest heerlijk.

Joseph Roth / Radetzkymars / Vertaald uit het Duits door Els Snick, met een voorwoord van Geert Mak en tekeningen van Jan Vanriet /  447 blz / Uitgeverij Van Oorschot, 2020