zondag 23 juni 2019

Het meisje en het monster

Mijn kennismaking met het monster van Frankenstein zal hebben plaatsgevonden in de late jaren zestig of begin jaren zeventig. Een van de Nederlandse omroepen vertoonde toen een serie van drie speelfilms met Boris Karloff in de hoofdrol. Ik mocht daarvoor opblijven, in mijn herinnering werden ze later op de avond uitgezonden. Het was een heftige ervaring, achteraf droomde ik er nachtenlang van. De scène  waarin Dr. Frankenstein zijn uit menselijke onderdelen bijeen genaaide creatie tot leven wist te wekken was voor mij de top. Het ‘monster’ lag in die scène op een verhoging, werd onder stroom gezet en er waren bliksemflitsen. Dat alles in de filmtechniek van begin jaren dertig. Bloedstollend was het moment dat de vingers van het ding gingen bewegen, als eerste teken van leven. Opmerkelijk hoe sommige herinneringen na bijna vijftig jaar nog zo helder zijn.

Toen ik in de zomer van 2018 in een boekhandel in het Lake District een zojuist gepubliceerde biografie tegenkwam met de mooie titel In Search of Mary Shelley. The Girl Who Wrote Frankenstein bleef die direct aan mijn vingers plakken. Ik wist dat een jong Engels meisje de auteur van de roman was, maar had me daar nooit echt in verdiept. Dit leek me de gelegenheid.

Mary wordt geboren in 1797 in Londen, als de dochter van de publiciste/feministe Mary Wollstonecraft en de filosoof/boekhandelaar William Godwin. Haar moeder overlijdt bij de geboorte, haar vader en stiefmoeder voeden haar op. Al op vrij jonge leeftijd is Mary een zelfstandige en eigengereide jonge vrouw, met een grote interesse voor literatuur. In 1814 ontmoet ze de jonge dichter Percy Bysshe Shelley, die de liefde van haar leven zal zijn. Hij geniet enige bekendheid omdat hij tijdens zijn studie in Oxford een tractaat heeft gepubliceerd waarin hij een pleidooi houdt voor het atheïsme. Zijn vroege poëzie verschijnt ook in deze jaren.

Nog in datzelfde jaar schaakt Percy Mary en neemt haar en haar stiefzus mee op een geïmproviseerde reis naar Zwitserland. Die tocht valt deels in het  water, maar is voor Mary een kennismaking met de Europese landschappen en cultuur die niet veel later haar vruchten zal afwerpen. In de Alpen is ze voor het eerst  in een hooggebergte, het brengt haar een ontzag bij voor de krachten van de natuur. En op de terugweg naar Londen, de Rijn afzakkend, hoort ze verhalen over tal van kastelen en kasteelruïnes waaronder, net onder Darmstadt, de Burg Frankenstein.

In 1816 onderneemt het paar een tweede, ditmaal beter georganiseerde, reis naar Zwitserland. Ze verblijven een zomer lang in een huis aan de oever van het Meer van Genève. Hun buurman is George Gordon Byron, beter bekend als Lord Byron, de inmiddels beroemde dichter. Op hun eerste Zwitserse reis hadden Percy en Mary hem ontmoet en waren ze bevriend geraakt. De villa waarin Byron logeert, de Villa Diodati, is een prachtig gelegen kast van een huis waarin de vrienden die zomer regelmatig bijeenkomen. Een geliefd tijdverdrijf is dan het gezamenlijk lezen van Duitse en Engelse ‘gothic stories’, griezelverhalen. En dan, waarschijnlijk op de avond van 16 juni 1816, gebeurt het. Na het opnieuw voorlezen van enge verhalen stelt Byron een wedstrijd voor: ze zullen allemaal een griezelverhaal schrijven. De ‘echte’ schrijvers haken al snel af, maar Mary gaat gedurende een jaar stug door. Schaaft eindeloos bij, tot ze tevreden is met het resultaat. De rest is geschiedenis.

Fiona Sampson heeft ervoor gekozen een tiental momenten uit het leven van Mary te belichten. Die begint ze steevast met een ‘beeld’, een tableaux vivant. Dat kan een tafereel zijn als Mary’s geboorte, de overtocht van het Kanaal na haar schaking door Percy, een avond in Villa Diodati of het paar dat zich definitief als immigranten vestigt in Pisa. Sampson kiest zo voor de gebeurtenissen die zij belangrijk vindt in haar verhaal over Mary en plaatst die vervolgens in de historische context. Dit heeft het voordeel dat Mary echt centraal staat in haar eigen biografie – wat met de beroemde mannen om haar heen in het verleden niet altijd het geval is geweest – én dat ze het probleem omzeilt dat ze hier en daar over maar heel weinig bronnen beschikt. De dagboeken van Mary zijn deels verdwenen en ook haar correspondentie uit de vroege jaren is er niet meer.

Het heeft niet veel gescheeld of ook haar roman was haar ontglipt. Dit speelt bij de verschijning van Frankenstein in 1818. Percy is zo aardig om een voorwoord te schrijven bij de roman, dat hij ondertekent, terwijl de roman zelf anoniem verschijnt. Iets dat in die jaren niet ongebruikelijk is bij vrouwelijke auteurs. Daardoor nemen veel lezers en ook de critici aan dat hij ook de auteur is van dit opmerkelijke verhaal. Het kost enige moeite en tijd om dat recht te zetten.

Weet ik nu alles over het ontstaan van de ‘oervorm’ van Frankenstein, Mary’s roman uit 1818? Ja, dat maakt Sampson in haar uitvoerige analyses wel duidelijk. En ik realiseer me ook hoe ver Mary’s Frankenstein in meerdere opzichten afstaat van de Frankenstein uit de Hollywoodfilms. Haar Dr. Frankenstein is een product van de Midden-Europese literaire cultuur, de filmdokter is zo gemodelleerd dat zijn handelen bij het publiek het maximale griezeleffect sorteert.

Na Frankenstein schrijft Mary gedurende zo’n dertig jaar een heel oeuvre bij elkaar. Na de dood van Percy, die in 1822 tijdens een zeiltochtje op de Middellandse Zee verdrinkt, en de dood van Lord Byron, wiens assistent zij een poosje is, wordt het schrijven haar manier om brood op de plank te krijgen. Maar hoeveel ze ook nog publiceert, slechts één werk heeft het tot de categorie ’wereldliteratuur’ gebracht. Het griezelverhaal dat ze nog vóór haar twintigste schreef.

Fiona Sampson
In Search of Mary Shelley. The Girl Who Wrote Frankenstein
304 blz
Profile Books