zondag 28 april 2019

Een Grote Schrijver

Wat is de meest effectieve manier om ons beeld van de Nederlandstalige literatuur te vervormen? Zo’n dertig jaar geleden kwam die vraag regelmatig bij mij op wanneer de term ‘De Grote Drie’ weer eens werd gebezigd. Mulisch, Hermans en Reve, de drie mastodonten die met kop en schouders boven hun collega’s uit zouden steken. Dat is onzin natuurlijk, alsof je dit objectief zou kunnen vaststellen. Alsof juist literatuur niets iets heel persoonlijks is, alsof het lezen van een roman of verhaal kan worden geëvalueerd aan de hand van een door literatuurwetenschappers vastgestelde checklist. Het jammere is dat zo’n resoluut klinkende  term, eenmaal in de wereld, vlotjes gemeengoed wordt. Jammer is ook dat dit betekent dat andere schrijvers nooit zo goed kunnen zijn als deze drie. Ik chargeer enigszins, maar in de kern is dit het gevolg van deze dus volstrekt verwerpelijke term.

Ik kom hierop omdat ik net een prachtige biografie las: Jeroen Brouwers, Het verhaal van een oeuvre van Johan Vandenbroucke. Brouwers lees ik vanaf 1977. De roman Zonsopgangen boven zee was de kennismaking, zie ik in mijn leesschrift. Ik schreef er lyrisch over, vond de stijl en de verhaalstructuur een openbaring. Nu, tientallen boeken van Brouwers later die met elkaar in mijn boekenkast zo’n anderhalve plank innemen, is hij een van de schrijvers die ik heel graag lees en soms herlees. Het mooie van Brouwers is dat hij je een breed scala aan teksten biedt: romans, verhalen en essays. Mijn voorkeur gaat uit naar dat laatste genre, daarin is hij voor mij op zijn sterkst. Zijn herinneringen aan schrijvers die zelfmoord pleegden, verzameld in De laatste deur, zijn prachtig verwoordde teksten vol mededogen. Zijn polemieken – sinds Lodewijk van Deyssel schreef niemand meer zulke mooie scheldstukken als Brouwers – zijn vlijmscherpe juweeltjes. W.F. Hermans, zelf niet onbekwaam in dat genre, sprak na lezing van zo’n stuk van Brouwers over een ‘met een overstelpende weelde aan polemische middelen geschreven kritiek’.

Brouwers’ oeuvre is in hoge mate autobiografisch. Niet in de strikte betekenis die daaraan gewoonlijk wordt gegeven, maar als een literair gegeven. Zijn leven bestaat uit het scheppen van literatuur, waarbij hij openlijk schrijft over alles wat hem raakt, en dat ‘onverbloemd, waarheidsgetrouw en levensecht’. In zijn eigen woorden: ‘Wat er autobiografisch aan is, is de manier van denken, verwoorden, ordenen, chaossen bestrijden, vormgeven. Consessieloos en in de grootst mogelijke integriteit jegens jezelf.’

Jeroen Brouwers kan, net voor zijn tachtigste verjaardag, terugkijken op een imposant oeuvre. Een oeuvre met samenhang, een oeuvre dat knettert, een oeuvre dat je bijblijft. Deze biografie, die de sterk uitgebreide versie is van een eerder verschenen Schrijversprentenboek, bracht het allemaal weer boven. En deed me realiseren dat - voor mij - Brouwers 'Een Grote Schrijver’ is. 

Johan Vandenbroucke
Jeroen Brouwers. Verhaal van een oeuvre
382 blz
Atlas Contact