Murakami neemt zijn rol van interviewer serieus. Hij heeft zich steeds gedegen voorbereid – hij moet natuurlijk wel, wil het een gesprek inhoudelijk enig niveau hebben – en weet Ozawa regelmatig te verrassen. Zijn nieuwsgierigheid bestrijkt een breed gebied. Een van de gesprekken gaat over het derde pianoconcert van Beethoven, een ander over de muziek van Brahms, maar ook de veranderende orkestpraktijk in de jaren zestig komt langs, evenals de muziek van Gustav Mahler, de Berlijnse meester Herbert von Karajan en de geneugten van het dirigeren van opera’s.
De jonge Ozawa was enkele jaren assistent van Leonard Bernstein, de dirigent en artistiek leider van de New York Philharmonic en componist van onder andere de waanzinnig succesvolle musical West Side Story. Bernstein was een bevlogen musicus, maar ook een uitgesproken karakter. Ozawa – die op dat moment nog vrijwel geen woord Engels sprak – werd dus in het diepe gegooid. Van deze tropenjaren in New York leerde hij veel. En het levert prachtige verhalen op. Zoals dat over het concert in 1962, waarbij het orkest Glenn Gould zou begeleiden in het eerste pianoconcert van Brahms. Voordat de pianist het podium betrad nam Bernstein het woord en informeerde het publiek dat ze een ongewone uitvoering zouden gaan horen, gebaseerd op een interpretatie die de pianist erdoor had gedrukt en, belangrijk, een interpretatie waar Bernstein volstrekt níet achter kon staan. Maar die hij uit respect voor het talent van Gould wel wilde helpen uitvoeren. Ozawa stond in de coulissen en zag het gebeuren. Getuige van een wonderlijk stukje muziekgeschiedenis.
De uitgever heeft een link naar een playlist toegevoegd waar een selectie van de genoemde muziek is te beluisteren. En, heel mooi, tevens de speech waarmee Bernstein Gould introduceerde. Hij serveert hem af, maar op zo'n sprankelende en elegante wijze dat het publiek snapt dat ze iets heel bijzonders gaan beluisteren. Dat moet je inderdaad hóren.
De gesprekken beginnen vaak als een interview, maar monden al snel uit in een gedachtenwisseling tussen vrienden. Dat is zeker het geval wanneer het roddelgehalte stijgt. Ter illustratie hierbij een citaat:
'MURAKAMI: Was Gould already popular back then?
OZAWA: Yes, he was. I was thrilled the first time I met him, of course. But he wouldn’t shake hands. He had always gloves on.
MURAKAMI: He was a real eccentric, I guess.
OZAWA: I heard all kind of weird stories about him whem I was music director of the Toronto Symphony Orchestra [from 1965 to 1969]. He invited me to his house, to …
Here a note by Murakami: Unfortunately, some of the anecdotes revealed at this point cannot be committed to print.'
Ozawa heeft na een halve eeuw bezig zijn met klassieke muziek een groot inzicht in zijn vak ontwikkeld. Murakami realiseert zich deze rijkdom en probeert daar de vruchten van te plukken. Voor zichzelf, wanneer hij zijn eigen inzichten aan de meester voorlegt alsof hij die goedgekeurd wil krijgen, maar ook meer in het algemeen. Intrigerende kwesties die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld het spanningsveld tussen de compositie zoals de componist die op papier zet, compleet met alle aanwijzingen, en de uitvoeringspraktijk, met daarin een sleutelrol voor de dirigent. Of die van de stijl van dirigeren, en de vraag of de druk met zijn baton zwaaiende dirigent tijdens een concert nog wel zo’n grote invloed op het orkest kan uitoefenen. Alleen een man van de praktijk kan op zo’n vraag iets zinnigs antwoorden.
Murakami heeft er een handje van om Ozawa aan het praten te krijgen door hem meerdere opnamen te laten horen van een muziekstuk, maar dan uit verschillende perioden. De mooiste momenten zijn die wanneer Ozawa wordt geconfronteerd met opnamen waarop hij zelf de dirigent is. De heren hebben het dan over het tempo, de helderheid, de kwaliteit van de musici enzovoorts. Soms tast Ozawa enigszins in het duister over die aspecten van zijn eigen oudere opnamen. Redenerend komt hij er dan wel uit.
Na afloop van de gesprekken werkte Murakami de bandopnamen uit. Dat hij genoot van dit project merk je aan de zorg waarmee hij die tekst bezorgt. Voor Ozawa was het niet alleen een prettige manier om het gedoe rond zijn behandelingen even te vergeten, hij haalde er ook iets anders uit. In een nawoord zegt hij daarover: ‘Until my surgery, I was too busy making music every day to think about the past, but once I started remembering, I couldn’t stop, and the memories came back with a nostalgic surge. This was a new experience for me. Not all things connected with major surgery are bad. Thanks to Haruki, I was able to recall Maestro Karajan, Lenny, Carnegie Hall, the Manhattan Center, one after another, and I spent the next three or four days steeped in those memories.’
[Foto´s Seiji Ozawa en Haruki Murakami: Random House]
Haruki Murakami / Absolutely on Music. Conversations with Seiji Ozawa / Vertaald uit het Japans naar het Engels door Jay Rubin / 325 blz / Harvill Secker, 2016
Geen opmerkingen:
Nieuwe opmerkingen zijn niet toegestaan.