Er bestaat een hardnekkig beeld
van het negentiende-eeuwse Nederland als een land waar gezapigheid de boventoon
voerde. Terwijl in de omringende landen grote politieke verschuivingen
plaatsvonden, revoluties uitbraken en de bevolking regelmatig leed onder oorlogsgeweld
was in Nederland alles pais en vree. Maatschappelijke en politieke ontwikkelingen
verliepen er traag en veroorzaakten nauwelijks ophef. Stabiliteit en overleg
waren de sleutelwoorden. Dat dit beeld beslist niet strookt met de
werkelijkheid wordt betoogd in het
recent verschenen boek Ons stipje op de waereldkaart. De politieke cultuur van
modern Nederland van Piet de Rooy.
Het is veelzeggend dat De Rooy
zijn betoog vooraf laat gaan door een citaat van de Ierse politicus en denker
Edmund Burke dat gaat over het wezen van ‘all government’. Het citaat komt uit een
toespraak die Burke in 1775 hield naar aanleiding van het streven van een groep
Britse koloniƫn in Noord-Amerika om zich af te scheiden van het moederland. Het
daaropvolgende jaar werd die onafhankelijkheid een feit, de Verenigde Staten waren
geboren. De Rooy maakt in zijn boek veelvuldig gebruik van dergelijke citaten
van buitenlandse politici en filosofen. Hij legt waar hij maar kan een link
tussen ontwikkelingen in het buitenland en in Nederland. Nederland is een klein
land, ‘een stipje op de waereldkaart’ noemde de staatsman Rutger Jan
Schimmelpenninck het in 1796. Zo’n klein land heeft niet genoeg gewicht om internationaal
van grote invloed te kunnen zijn. Het ligt meer voor de hand dat buitenlandse
politieke ontwikkelingen vroeger of later hun weerslag vinden in het kleine Nederland. En
dat is precies wat gedurende de afgelopen tweehonderd jaar gebeurde.
De Rooy belicht acht momenten
waarop zich in Nederland een politieke vernieuwing voltrok, beginnend bij de
totstandkoming van de eerste grondwet in de jaren 1795-‘98 tijdens de Bataafse
Republiek en eindigend in 2002 met Pim Fortuyn en de opkomst van het populisme.
Vanzelfsprekend krijgt ook Thorbecke’s grondwet van 1848 aandacht, de grondwet
waarin de parlementaire democratie werd gewaarborgd. Het verzuilde Nederland
wordt beschreven in het mooie hoofdstuk ‘Het volk is verdeeld in partijen’. De
culturele revolutie van de jaren zestig met haar grootschalige
buitenparlementaire bewegingen was voor mij het eerste moment van persoonlijke herkenning.
Onze huidige politiek is er een
van politieke partijen. Maar dat is niet altijd zo geweest. In 1813, na de
jaren van overheersing door de Fransen en de daarmee gepaard gaande politieke
kampvorming binnen Nederland, had de roep geklonken om de opheffing van ‘alle
Partyschap’. Politieke partijen, die in het buitenland voorzichtig aan het
ontstaan waren, waren in Nederland daarom afwezig. Tot het midden van de negentiende
eeuw waren de volksvertegenwoordigers mannen die uitsluitend vanwege hun
persoonlijke status die positie bekleedden. De Utrechtse predikant Abraham
Kuyper was de eerste die opriep tot het oprichten van politieke partijen. Hij
deed dat tijdens een rede in Amsterdam in 1869. Het zou nog tien jaar duren,
maar in 1879 was de Anti-Revolutionaire Partij een feit. Daarmee kon de kiezer
zich voor het eerst achter een programma scharen in plaats van achter een man. Ook deze ontwikkeling werd aangewakkerd door een buitenlands voorbeeld, in dit geval de Verenigde Staten. Het is trouwens goed om je bij de term ‘de kiezer’ wel te realiseren dat in 1879 slechts
twaalf procent van de volwassen mannen het kiesrecht bezat.
De acht scharniermomenten die De
Rooy beschrijft leveren tezamen een rijk geschakeerd beeld op van de
ontwikkeling van de Nederlandse politieke cultuur in de laatste twee eeuwen. De
Rooy laat zien dat die ontwikkelingen meestal gepaard gingen met conflicten en
politieke en maatschappelijke discussie, soms onrust en strijd. Echte revoluties ontstonden in Nederland echter
niet. Hoogstens af en toe een heel kleintje, zoals blijkt uit de volgende
passage: ‘‘Jongens, ik ben Marga’. Met deze woorden kwam Marga KlompĆ© in
oktober 1956 Hotel des Indes in Den Haag binnen op de eerste borrel van de
bewindslieden van een nieuw kabinet. Ze was de eerste vrouwelijke minister in
Nederland en veroorzaakte met deze binnenkomst, volgens haar collega Veldkamp,
‘een revolutie’’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten