Donna Tartt publiceerde sinds 1992 drie romans. In 1992 verscheen haar debuut, The Secret History. Ik las het en was diep onder de indruk. En met mij velen. Het werd een cultboek. Haar naam was gevestigd. Tien jaar later verscheen The Little Friend. De recensies waren wisselend. Over het algemeen werd dat boek minder positief besproken dan het eerste. Men vond het niet uitgesproken slecht, integendeel, maar het haalde niet het briljante niveau van het debuut. En nu, ruim tien jaar later, is daar Het puttertje. Volgens de uitgever van de Nederlandse editie is het een 'grootse en geniale roman'. Zo staat het tenminste in goudkleurige letters op het achterplat van het boek. Maar het oordeel van de recensenten in de grote dagbladen was wisselend. Zelfs zo sterk wisselend dat dit een gespreksonderwerp op zich werd.
Wat biedt Tartt ons? Het puttertje is het verhaal van Theo Decker, een dertienjarige jongen van gescheiden ouders. Zijn moeder komt om het leven bij een bomaanslag op een New Yorks museum waar ze samen een tentoonstelling van Hollandse meesters bezoeken. Zelf overleeft hij die aanslag. Bij zijn tocht naar buiten krijgt hij van een oude, stervende man een ring aangereikt met de boodschap zich op een bepaald adres te melden. Ook dwingt de man hem één van de in het puin liggende schilderijen mee te nemen. Dat is Het puttertje van Carel Fabritius, een klein schilderij waarop een vink is afgebeeld die met een kettinkje aan zijn voederplaats is geketend. Met ring en schilderij weet Theo in de chaos ongezien het museum te ontvluchten. Thuisgekomen wacht hij lang op zijn moeder, niet wetend dat zij de aanslag niet heeft overleefd.
Wanneer Jeugdzorg zich over hem ontfermt wordt hij ondergebracht in het gezin van een schoolvriendje, een rijke familie die een prachtig appartement aan Park Avenue bewoont. Hij blijft daar ruim een jaar. In die periode meldt hij zich ook op het adres dat de oude man in het museum hem had opgegeven. Daar blijkt zich een antiekwinkel te bevinden, waar
Theo liefdevol wordt ontvangen door Hobie, de zakenpartner van de oude man. Ook raakt hij er verliefd op het meisje Pippa, het jonge nichtje van de oude man. Wanneer na verloop van tijd zijn vader op het toneel verschijnt om hem op te eisen verhuist Theo met hem en diens wat dellerige vriendin naar Las Vegas. Zijn vader verdient daar zijn geld door beredeneerd te gokken, de vriendin werkt in het restaurant van een casino. Het is een leeg leven. In Las Vegas raakt Theo bevriend met zijn klasgenoot Boris, een jongen uit Oekraïne.
Op dit punt aangekomen ben je ongeveer halverwege het boek van ruim 900 bladzijden. En heb je geconstateerd dat na een ijzersterk begin waarin de sensationele gebeurtenissen in het museum worden beschreven het verhaal wat afvlakt. Het was mij op dat punt niet duidelijk waar Tartt heen wilde. En al helemaal niet wat nu de rol van het schilderij is in haar concept. Theo heeft het al die tijd bij zich, verpakt in een kussensloop en verborgen op zijn kamer. Hij bekijkt het af en toe, als een dierbaar kleinood, en er is die voortdurende spanning vanwege het illegale aspect. Maar verder ....?
In de tweede helft van het boek, dat zich acht jaar later afspeelt wanneer Theo als antiekhandelaar werkzaam is bij Hobie in New York, nemen de vaart en spanning wat toe. Rondom het schilderij ontwikkelt zich dan een reeks criminele en gewelddadige gebeurtenissen waar Theo direct bij betrokken is. En die hem uiteindelijk in Amsterdam brengen, samen met het schilderij en zijn jeugdvriend Boris.
Is Het puttertje een boek dat de moeite waard is om te gaan lezen? Die vraag is toch wel legitiem wanneer je in de boekhandel staat en overweegt deze dikke pil aan te schaffen. Het is een rechtlijnig verteld verhaal, met vrij vlakke personages en een overvloed aan details. Tartt beschrijft alles, laat weinig aan de fantasie van de lezer over. Ze refereert soms aan Charles Dickens, wiens uitvoerige en gedetailleerde schrijfstijl een voorbeeld voor haar waren. Het boek is, zoals dat in haar eerdere boeken het geval was, een literaire roman met
thrillerachtige elementen. Maar waar ze er in haar eerdere boeken in slaagde die beide aspecten zo
met elkaar te verweven dat er een eenheid ontstond, zo lukt dat haar nu niet. De passages waarin Theo, vaak met het schilderijtje in de hand, mijmert over kunst en de betekenis daarvan zijn op zich niet zo slecht, soms zijn ze zelfs mooi geschreven. Je maakt er uit op dat het schilderijtje voor hem een houvast is, een betekenisvol baken in een wereld waarin hij als wees alle andere gevoelsbanden heeft verloren. Maar die passages staan volstrekt los van zijn psychologische ontwikkeling, die er trouwens nauwelijks is. De vraag waarom Tartt juist dit schilderij heeft uitgekozen voor haar verhaal wordt niet beantwoordt. Staat het geketende vogeltje symbool voor het leven van zijn 'bezitter', Theo? Of zit er een betekenis achter het gegeven dat Carel Fabritius kort na het voltooien van het schilderij in 1654 om het leven kwam bij de ontploffing van het Delftse kruitmagazijn? Zoals Theo's moeder stierf bij de bomaanslag?
Resumerend kun je vaststellen dat Donna Tartt hier niet het niveau van
haar wonderschone eerste roman haalt, zelfs niet van haar minder geslaagde
maar wel intrigerende tweede boek. Het verrassende van die beide
romans, dat schuilt in de originele en onverwachte verhaallijnen en fascinerende personages, ontbreekt ditmaal grotendeels.
Op de keper beschouwd zijn eigenlijk vooral de actiescènes in het
museum in het begin van het verhaal én die bij de ontknoping helemaal
geslaagd. Daarin weet Tartt mooi spanning op te bouwen. Maar enkele schaarse actiescènes en een af en toe opkomend thrillergevoel zijn toch wat weinig voor een roman van deze omvang. Door een boek als 'groots en geniaal' in de markt te zetten maak je het ook kwetsbaar. Dan verwachten de recensent en de lezer namelijk heel wat. En wanneer dat, zoals in dit geval, niet wordt waargemaakt valt het oordeel gemakkelijk negatief uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten