vrijdag 20 juli 2012

Intriges

Anderhalf jaar geleden las ik Wolf Hall van Hilary Mantel, het eerste deel van een trilogie over de loopbaan van Thomas Cromwell, de rechterhand en vertrouweling van koning Hendrik VIII van Engeland. Bring up the Bodies is het zojuist verschenen tweede deel. Dit bestrijkt de jaren 1535-1536, de periode waarin Hendrik getrouwd is met zijn tweede echtgenote Anna Boleyn, op haar uitgekeken raakt na enkele mislukte zwangerschappen en vervolgens van haar af wil omdat hij verliefd is geworden op de hofdame Jane Seymour. Cromwell regelt dit voor de koning. Hij maakt daarbij gebruik van het gerucht dat Anna Boleyn er minnaars op na houdt. Hij ondervraagt de kring van hovelingen rond Anna, bouwt een aanklacht op en organiseert een proces. Anna wordt schuldig bevonden en wordt in het voorjaar van 1536 in de Tower in Londen onthoofd.
Net als in het eerste deel staat Cromwell centraal. Als lezer beleef je alles door zijn ogen. Mantel kruipt in zijn huid en weet meesterlijk zijn gedachten, overwegingen en gevoelens weer te geven. Meer dan in Wolf Hall is Cromwell hier een schurk. In die zin dat hij een misstap van Anna gebruikt om een zaak tegen haar op te bouwen en haar daardoor doelbewust naar de beul leidt. Weliswaar min of meer in opdracht van zijn baas, maar toch. De verhoren zijn een genot om te lezen, de tekst spat van de bladzijden. De daadwerkelijke uitvoering van het vonnis daarna is haast een anticlimax. De wetenschap dat Cromwell vanwege zijn verdiensten een nog machtiger positie zou krijgen maar in 1540 bij de koning in ongenade zou vallen en zelf zonder vorm van proces werd onthoofd, maakt het verhaal nog uitzonderlijker.

zaterdag 14 juli 2012

Maassluis

Van Maarten 't Hart las ik het voorbije jaar Dienstreizen van een thuisblijver  (2011) en Een deerne in lokkend postuur (2000). Beide boeken bevatten autobiografische essays. In 1984, dus vrij vroeg in zijn schrijversloopbaan, schreef hij Het roer kan nog zesmaal om. De negen hoofdstukken daarin gaan over zijn jeugd in Maassluis, zijn studie biologie in Leiden, de eerste jaren van zijn bestaan als schrijver en het loslaten van zijn geloof. Net als bij de eerdere bundels wisselt de kwaliteit van de stukken behoorlijk. 't Hart kan heel kernachtig en met humor schrijven, maar hij kan ook ongelooflijk naïef argumenteren. Dit laatste wil hij nog wel eens doen aan het eind van een stuk dat duidelijk als een gelegenheidsstuk is geschreven.
Maar ook ditmaal overheerst toch het leesplezier. Vooral het verhaal over de Gereformeerde Mannenvereniging 'Schrift en Belijdenis' waarvan zijn vader lid was en waarvoor 't Hart de uitnodigingen rondbracht is prachtig. Maar ook de vele meisjes die 'gereformeerd op grote wielen' waren blijven je bij. Evenals de beschrijving van de cultuur aan de universiteit net voordat deze na 1968 voorgoed zou veranderen.

vrijdag 13 juli 2012

Inhoudsloos

In de biografie van Simon Vestdijk (zie vorige blog) las ik dat Vestdijk midden jaren zestig vrij positief oordeelde over Ik Jan Cremer. Hij vond het boek uit 1964 typerend voor de tijdgeest. Die opmerking was voor mij de aanleiding het boek eens te lezen. Voor het eerst, want ik heb er vroeger regelmatig mee in mijn handen gestaan maar het nooit gekocht of geleend. Ik had er geen goed gevoel bij.
Dat voorgevoel blijkt nu, twaalf CD's later, terecht te zijn geweest. Het boek is een soort schelmenroman over de avonturen van de jonge Jan Cremer. Geboren in Enschede, een kunstopleiding, als werkstudent in een slachthuis, als kunstenaar op reis en wonend in Parijs, als soldaat in het leger. Dit klinkt afwisselend, maar ik vond het doodsaai. Het gaat namelijk nergens over. Cremer presenteert zichzelf als een opschepper, een bluffer, een levenskunstenaar die aan alles en iedereen schijt heeft. Maar achter die facade bevindt zich geen inhoud, in ieder geval niet dat ik kon ontdekken. Het verhaal is hol en leeg. Hans Dagelet is een goede keuze als voorlezer. Hij weet de juiste toon - met een beetje branie - te treffen.  

maandag 25 juni 2012

Sneller schrijven dan God kan lezen


Bij de vijftigste verjaardag van Simon Vestdijk, in 1948, roemde de dichter Adriaan Roland Holst de kwaliteiten van de jarige met de woorden 'o gij, die sneller schrijft dan God kan lezen!'. In die jaren was daar alle aanleiding toe want Vestdijk, die tijdens de oorlog geen lid was geworden van de Kultuurkamer, had vijf jaar lang niet kunnen publiceren. Maar hij had wel doorgeschreven, zodat er in 1945 vijf persklare manuscripten op de plank lagen die in de jaren erna werden gepubliceerd. Maar ook zonder die bijzondere omstandigheden was zijn productiviteit groot. De meeste jaren verscheen er wel een boek van zijn hand, vaak zelfs twee. In Vestdijk. Een biografie maakt Wim Hazeu inzichtelijk hoe deze enorme productie tot stand kwam. Vestdijk was in staat een roman in enkele maanden te schrijven. Er waren dagen dat hij tientallen bladzijden schreef. Deze perioden van hyper-activiteit werden afgewisseld met depressies, waaraan hij zijn hele leven leed. Dan lag hij maandenlang in bed en voerde niets uit.
Vestdijk debuteerde vrij laat. Na een studie medicijnen werkte hij enkele jaren als waarnemend huisarts. De vele vrije uren besteedde hij aan het schrijven van gedichten. En nadat hij in 1932 Eduard du Perron en Menno ter Braak ontmoette, de mannen van het kort daarvoor opgerichte literaire tijdschrift Forum, ook aan romans. Zijn eerste manuscript, Kind tussen vier vrouwen, werd door uitgevers geweigerd vanwege de enorme omvang. Hij gebruikte het later als bron voor de Anton Wachterreeks, de serie van acht romans over zijn jeugd. Het eerste deel uit die serie dat hij schreef, Terug tot Ina Damman, was een doorslaand succes en vestigde definitief zijn reputatie van een groot schrijver. 
In de Tweede Wereldoorlog werd Vestdijk een jaar lang in gijzeling gehouden in Sint-Michielsgestel, samen met ongeveer vierhonderd andere prominente Nederlanders. Ik had nog nooit een gedetailleerde beschrijving van deze episode gelezen. Hazeu besteed er veel aandacht aan, heel interessant.
Een biografie van achthonderd bladzijden samenvatten heeft geen zin, maar ik heb de indruk dat Hazeu een zorgvuldige afweging heeft gemaakt en alles behandelt wat van enig belang is. Hij biedt geen diepgaande analyses van het oeuvre of van afzonderlijke werken. Ik heb daar geen moeite mee want bij een auteur als Vestdijk, die zo'n omvangrijk oeuvre bij elkaar heeft geschreven, is een gedetailleerd overzicht als dit onmisbaar.
Ik heb vroeger - voordat ik in 1989 met mijn boekenschrift begon - alle romans van Vestdijk gelezen, samenvallend met het verschijnen van de verzamelde romans. En ook veel over hem gelezen. Op een bepaalde manier was het lezen van deze biografie, na zo lang geen boek van hem te hebben opengeslagen, een feest der herkenning. En tegelijk een schatkamer van dingen die ik nog niet wist. De bekende anekdotes over Vestdijk komen in dit boek natuurlijk aan de orde. Zoals die van het schrijven bij het geluid van een stofzuiger én met oordopjes in, zodat hij het voortdurend keffende hondje van de buren niet hoorde. Maar Hazeu schrijft ook over de minder bekende karaktertrekken van Vestdijk. Het beeld dat mij daarvan bijbleef is dat van een ambitieuze, gedreven en heel getalenteerde schrijver die complexer in elkaar zat dan hij de buitenwereld - en ook zijn naaste vrienden - liet blijken.
Nadat ik het boek uit had, had ik vreselijk veel zin om weer eens een roman van Vestdijk te gaan lezen. Ik heb een uur voor mijn boekenkast gezeten. Maar waar te beginnen?

donderdag 14 juni 2012

Een pseudo-Murakami

Het lezen van number9dream is bij tijd en wijle een spectaculaire en ook wel verwarrende ervaring. David Mitchell laat namelijk zijn hoofdpersoon, de 20-jarige student Eiji Miyake, zijn avonturen in verschillende 'werkelijkheden' beleven. In het eerste hoofdstuk gaat hij daarmee al direct los. Eiji is vanuit een klein kustplaatsje in het uiterste zuiden van Japan naar Tokyo gereisd om zijn vader te zoeken. Dat is een zakenman die een relatie had met Eiji's moeder, maar haar in de steek liet toen zij zwanger raakte. Eiji heeft geen naam, foto of adres van de man en heeft zijn hoop gevestigd op de advocaat van zijn vader. In een koffiebar tegenover haar kantoor bereidt hij zich geestelijk voor op dat bezoek en stelt hij zich voor wat hij zal vragen. Vervolgens loopt hij het gebouw binnen, overmeestert de bewaking en weet gewapend het kantoor van de advocaat te bereiken. Na deze te hebben overweldigd en een dossier over zijn vader te hebben bemachtigd vecht hij zich met geweld weer een weg naar buiten. Pas dan heb je als lezer door dat dit alles zich afspeelt in Eiji's fantasie. Even later wordt Tokyo getroffen door een zware overstroming, maar ook dat blijkt fantasie. Uiteindelijk betreed Eiji daarwerkelijk het kantoorgebouw. Dit switchen tussen werkelijkheid en fantasie - lees: Eiji's wat overspannen verbeelding - gebeurt doorlopend. Na een tijdje ben je erop bedacht.
Het hele verhaal door ligt het tempo hoog en volgen de veranderingen van perspectief elkaar snel op. De hoofdlijn wordt voortdurend onderbroken door zijpaden, sub-plots, ogenschijnlijk losstaande vertellingen en nog zo het een en ander. Mitchell laat zich enerzijds inspireren door de hedendaagse cultuur - computergames - terwijl zich aan de andere kant van het spectrum op een verstilde wijze een klassieke liefdesrelatie ontwikkelt. De achtergrond wordt gevormd door Tokyo, een stad die ook wordt gekenmerkt door een breed spectrum van traditionele en hypermoderne elementen.
De belangrijkste inspiratiebron voor Mitchell was ongetwijfeld het werk van de Japanse auteur Haruki Murakami. Daarop wordt in het boek ook gezinspeeld: Eiji heeft diens roman The Wind-Up Bird Chronicle al voor de helft gelezen, en ook de overeenkomsten met Murakami's boek Norwegian Wood zijn groot. Dit laatste boek heeft nog een overeenkomst met number9dream: de titel. Zowel Norwegian Wood als #9dream zijn liedjes van The Beatles, geschreven door John Lennon. In het laatste hoofdstuk refereert Mitchell ook hieraan.
Mitchell heeft lang in Japan gewoond, in de jaren dat Murakami's boeken een miljoenenverkoop bereikten. Dit is zijn tweede boek. Dat hij daarin de aanpak van Murakami volgt is voor een jonge auteur wel te begrijpen. Het experiment is ook niet mislukt, integendeel. Ik heb het boek met groot plezier gelezen, kon het niet wegleggen. Mijn enige bezwaar is dat het 'overdone' is. Het is soms te zwaar aangezet. Waar Murakami met minimale middelen een maximaal effect bereikt, daar bereikt Mitchell een soortgelijk effect met maximale middelen. 


dinsdag 29 mei 2012

Een monument

De afgelopen tien jaar is een groot aantal romans gewijd aan de gebeurtenissen op 9/11. Jonathan Safran Foer, Don DeLillo en Jay McInerney zijn wellicht de bekendste auteurs in het genre. Ieder van hen koos een eigen, soms ongewone invalshoek om zijn visie op dit drama te geven. Voor haar zojuist verschenen boek Submission vond Amy Waldman een uitgangspunt dat misschien nog wel opvallender is dan die in de eerdere boeken. Zij laat in het jaar na 9/11 een prijsvraag uitschrijven voor een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de aanval op het World Trade Center. De jury die is aangesteld om de inzendingen te beoordelen kiest na een spannende finale uiteindelijk voor een tuin. Wanneer daarna de enveloppe met de naam van de inzender wordt geopend is de verrassing groot, want de winnaar heet Mohammad Khan, is een architect én een moslim. Weliswaar geboren en opgegroeid in de Verenigde Staten en geen praktiserend moslim, maar  de verwarring is compleet.Korte tijd later lekt het nieuws uit en gaan de media met het verhaal aan de haal. Vervolgens roeren voor- en tegenstanders zich en wordt het een publieke discussie.
Veel groeperingen, met de nabestaanden van slachtoffers voorop, vinden het onbestaanbaar dat de opdracht naar een moslim gaat. Zij vermoeden dat de tuin, die kenmerken vertoont van een klassieke Islamitische tuin, door Khan is bedoeld als een verkapt eerbetoon aan de daders van de aanslag. Amerikaanse moslims daarentegen steunen de winnaar. Bestuurders en politici nemen standpunten in op basis van hun persoonlijke politieke agenda. Khan, om wie alles draait, schijnt zich bij het bedenken van zijn ontwerp niet te hebben gerealiseerd dat de inspiratie ervoor uit de Islamitische cultuur kwam en dat dit dus veel ophef zou veroorzaken. Gaandeweg het proces komt hij tot een nieuw besef van zijn culturele 'roots'. Zijn tegenspeelster is jurylid Claire Boswell. Zij is een blanke vrouw wiens echtgenoot bij de aanslag om het leven is gekomen. Haar opstelling gaf de doorslag bij de keuze voor Khans ontwerp, maar de publieke discussies over het ontwerp brengen haar langzaam maar zeker tot een ander inzicht.
Waldman vertelt haar verhaal met verve. De ontwikkelingen rondom de belangrijkste personages - architect en juryleden - zijn indringend en met gevoel voor suspense beschreven.De talrijke andere personen blijven daarentegen heel vlak. Het is alsof Waldman, na het opstellen van het verhaalschema, hun standpunten en uitspraken als een invuloefening heeft beschouwd. Zodat er een palet ontstond waarin alle belangengroeperingen met hun standpunten zijn vertegenwoordigd. Dat is natuurlijk correct, maar ook voorspelbaar en gaat ten koste van het leesplezier.



woensdag 16 mei 2012

Norwegian Wood

Norwegian Wood was jaren geleden mijn kennismaking  met Haruki Murakami. Ik vond het boek zo mooi dat ik vervolgens alle andere titels las die op dat moment verkrijgbaar waren en ik de schrijver ben blijven volgen. Het verhaal van Toru, die terugkijkt op zijn studententijd in de jaren zestig en herinneringen ophaalt aan zijn romance met de timide Naoko, wordt door Murakami met een weemoedige ondertoon verteld. Het roerige studentenleven en de protesten aan de universiteit vormen de achtergrond van de complexe liefdesgeschiedenis tussen de twee hoofdpersonen. Ik 'herlas' de roman nu als luisterboek. Waarbij me opviel hoe gemakkelijk het boek kan worden voorgelezen, hoe toegankelijk de tekst is.