zondag 12 oktober 2025

Dokter Zjivago & de Nobelprijs voor Literatuur

Het was deze week weer raak: iedere dag een Nobelprijs. Meestal gaat dat nieuws een beetje aan mij voorbij, al die wis-, natuur- en scheikundigen zeggen me weinig. Het grote nieuws is voor mij de Nobelprijs voor literatuur. Ditmaal kreeg de Hongaarse schrijver László Krasznahorkai de prijs. Van hem las ik nog nooit wat, zal dat binnenkort eens doen. 

Het toekennen en uitreiken van de Nobelprijzen is gewoonlijk een ingetogen, zo niet ietwat slaapverwekkend evenement. Maar er was een jaar dat de vonken eraf spatten. Dat was in 1958. De prijs werd in dat jaar toegekend aan Boris Pasternak (1890-1960) voor zijn roman Dokter Zjivago. Het was een roman waaraan Pasternak lang had gewerkt en die hij in 1955 publiceerde. Maar omdat hij zijn kritiek op het communistische systeem in zijn verhaal naar de smaak van de Russische machthebbers iets te openlijk uitte, en weigerde de door de censor opgelegde wijzigingen aan te brengen, werd het boek verboden. Pasternak nam toen de levensgevaarlijke beslissing de roman buiten de Sovjet-Unie te publiceren. Het boek verscheen in 1957 bij een Italiaanse uitgever. En dus stak ook het Nobelcomité haar nek uit door het jaar erop de prijs aan hem toe te kennen.

Maar dit wist ik allemaal niet toen ik voor het eerst kennismaakte met Doctor Zhivago.

Dat was in 1965, een bijzonder filmjaar. Hoe ik dat zo precies weet? Welnu, dat heeft te maken met mijn moeder. In 1965 gingen er enkele speelfilms in première die haar all-time favourites zouden worden: The Sound of Music en Doctor Zhivago. Met, niet onbelangrijk, in de respectieve hoofdrollen de uiterst charmante Christopher Plummer en Omar Sharif. U kent die films, daarover hoef ik niet uit te weiden. In dat jaar werden ze eindeloos vertoond, ook bij ons in Den Haag. In de Eurocinema aan de Leyweg, een indertijd gloednieuwe bioscoop waar vooral kaskrakers voor een groot publiek draaiden. Op een gegeven moment bezocht mijn moeder met een paar vriendinnen een van die films, en ze waren direct verkocht. De zaal, de ambiance, de werkelijk urenlange film, er even uit zijn zonder hun echtgenoten: het was het perfecte avondje uit. Dus prikten ze dat vast, om de week was het een paar uur zwijmelen.  

Ik moest mee. Waarom weet ik niet meer, mijn zusje van twee werd ergens ondergebracht en ik, zes jaar oud, hobbelde achter de dames aan naar binnen. Mijn vader had ons met de auto afgezet, ging dan met z’n vrienden biljarten en kwam ons na afloop weer ophalen. Het was geen straf, maar evenmin vond ik het iedere keer even geslaagd. Aan The Sound of Music heb ik een levenslange fobie overgehouden voor films waarin mensen plotsklaps beginnen te zingen. Aan Gejaagd door de wind een afkeer van bloedeloos acteren. Lawrence of Arabia was al iets meer mijn smaak, maar de plot voor een zesjarige nog iets te ingewikkeld. Nee, dan Doctor Zhivago. Julie Christie en Omar Sharif waren groots. De verwikkelingen tussen de Roden en de Witten waren spannend én overzichtelijk, die kon ik volgen. De besneeuwde winterlandschappen, de in mijn herinnering sfeervolle belichting en de werkelijk dramatische slotscène, ik kon het niet vaak genoeg zien. Ik zag het ook meermaals, want de avondjes stonden vast, evenals de programmering van de bioscoop, dus we zagen sommige films meer dan eens.

Door de film heb ik zonder het te weten jarenlang rondgelopen met een ietwat verkeerd beeld van het boek van Boris Pasternak waarop de film is gebaseerd. Pas toen ik in 2016 de roman voor het eerst las, in de nieuwe vertaling die toen verscheen in de Russische Bibliotheek, realiseerde ik mij dat regisseur David Lean bezweken was voor de – begrijpelijke - verleiding vooral de romantische aspecten van het verhaal aan te zetten. Ook kneedde hij de wat stugge compositie van de roman tot een soepeler geheel. Niet ongebruikelijk natuurlijk, een roman en een film vragen om een verschillende aanpak. Maar eerlijk gezegd won het boek het voor mij niet van de film. Integendeel, een halve eeuw bewondering ram je er niet zomaar uit. 

Maar onlangs is mijn beeld van de roman dan toch weer iets gekanteld. Dat was na het lezen van De zaak Zjivago. Het Kremlin, de CIA en de strijd om een verboden roman. Daarin beschrijven de journalisten Peter Finn (VS) en Petra Couvée (NL) op basis van vrijgekomen archiefmateriaal de verwikkelingen rondom de publicatie van Dokter Zjivago en de tegenwerking van de Russische autoriteiten die Pasternak daarbij ondervond. Alles hebben ze in kaart gebracht, zowel de formele en procedurele tegenwerking als de werkelijk heel venijnige psychologische druk die op Pasternak werd uitgeoefend, inclusief de voortdurende angst te worden gearresteerd of uit zijn lieflijke datsja te worden gezet, die hem als belangrijk schrijver van staatswege ter beschikking was gesteld. Stalin mocht dan wel kort tevoren zijn overleden, dat betekende niet dat alle foute trekjes van zijn regime nu ineens niet meer bestonden... 

Couvée en Finn laten mooi zien hoe een in wezen nog niet al te groot en specifiek Russisch probleem, de roman, uitgroeit tot een voorbeeld van politieke en menselijke onderdrukking waar de halve wereld zich mee gaat bemoeien. Het boek stijgt door de discussie en het gedoe ook uit boven zichzelf, krijgt een krachtige politieke lading. Omdat het Kremlin zich ermee bemoeit, onderneemt ook de CIA tegenacties. Het gratis uitdelen van de Engelstalige editie op internationale congressen bleek een heel effectieve methode om de boodschap te verspreiden..

Het lezen van De zaak Zjivago laat je achter met een gevoel van verbijstering. Een zo’n moment is wanneer de auteurs beschrijven hoe Nikita Chroesjtsjov de roman gaat lezen, een poos nadat de rust weer enigszins is teruggekeerd. Tijdens de crisis had hij vertrouwd op zijn directe medewerkers, waaronder zijn schoonzoon, maar nu zou hij zelf een oordeel gaan vellen. Want hij was toch wel nieuwsgierig geworden. En wat bleek? Hij zag het probleem niet! En verweet zijn staf dat ze door hun amateuristische optreden de zaak buitensporig hadden opgeblazen. Er rolden alsnog koppen.

De roman zelf werd een doorslaand succes. Binnen enkele jaren verschenen er handenvol vertalingen. De royalties stroomden binnen, maar hoe die in handen te krijgen wanneer je boek in je vaderland is verboden … Het hardste gelag moet het voor Pasternak zijn geweest om de Nobelprijs te weigeren. Hij liet dat de voorzitter van het Zweedse comité schriftelijk weten, zonder aan te geven dat het onder dwang gebeurde.  

Peter Finn & Petra Couvée / De zaak Zjivago. Het Kremlin, de CIA en de strijd om een verboden roman / 383 blz / Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2014

donderdag 9 oktober 2025

Oom Ahmed vertelt

De titel van dit blogje is beslist geen poging om grappig te zijn, of de aandacht te trekken. Ook behelst het geen negatief oordeel over Thuis. Memoires van  Ahmed Aboutaleb. Integendeel, die zijn geschreven vanuit de oprechte betrokkenheid met de samenleving die Aboutaleb heeft laten zien als burgemeester van Rotterdam, als staatssecretaris van Sociale Zaken en in al de maatschappelijke functies die hij daarvoor heeft bekleedt. Nee, de titel heeft uitsluitend betrekking op de vorm van de memoires. Die hebben een hoog ‘en toen’ gehalte. Zo hoog dat ik het gaandeweg  storend ging vinden. Je krijgt als lezer, een handvol passages uitgezonderd, een tekst te lezen die vanuit een ijzeren chronologie is geschreven. Een tekst die Aboutalebs leven en werk beschrijft zonder dat er keuzes lijken te zijn gemaakt. Bijna alles krijgt evenveel aandacht. Ik ervoer dat als dodelijk.

Voorbeeldje: met duidelijk hoorbaar enthousiasme – is las het luisterboek, door de auteur zelf voorgelezen – beschrijft Aboutaleb hoe hij en zijn echtgenote, toen nog jong, een eigen huis betrekken. In dat enthousiasme somt hij van alles op wat daarbij speelt. Zelfs de keuze en aanschaf van een ‘eethoek’. Nu ben ik van huis uit behoorlijk nieuwsgierig, maar zoiets gaat zelfs mij te ver. Dat wil ik helemaal niet weten.

Een ander puntje waar ik me aan stoorde is het eindeloze noemen van namen. Ik geef toe dat dit in memoires niet valt te ontwijken, maar toch … Zou de uitgever hem geadviseerd hebben vooral zoveel mogelijk namen te noemen, vanuit het principe dat mensen die in een boek worden genoemd dat boek waarschijnlijk ook zullen kopen?

Maar goed, niet lullig doen hou ik mezelf voor. Het boek is informatief en geeft zinnige achtergronden bij tal van kwesties die speelden en waar Aboutaleb bij betrokken was. Het is alleen zo saai geschreven! Ondanks de assistentie van een voormalige collega die hij daarvoor ook de credits geeft, wil de tekst maar niet sprankelen. Daar had de uitgever, zeker  bij een bestseller als dit, toch wel een professional op kunnen zetten?

Ahmed Aboutaleb / Thuis: Memoires / Luisterboek, voorgelezen door de auteur / 10 uur en 2 minuten / Meulenhoff, 2025, via Storytel

zondag 5 oktober 2025

Exit via Marseille-Lissabon

Enkele jaren geleden publiceerde de Duitse historicus-journalist Uwe Wittstock de studie Februari 1933. De winter van de literatuur, waarin hij beschreef hoe schrijvers en andere kunstenaars reageerden toen in februari 1933 Hitler de macht greep. Wat dat boek bijzonder maakt is de structuur: Wittstock vertelt zijn verhaal chronologisch en van dag tot dag, steeds een van de bedreigden volgend. Daardoor werden de gebeurtenissen en ontwikkelingen zélf de hoofdzaak, terwijl de lotgevallen van de schrijvers, journalisten, beeldend kunstenaars en al die anderen wier leven overhoop werd gegooid slechts de haakjes - vaak heel emotionele of levensbedreigende - waren waaraan het grote verhaal werd opgehangen. 

Die best wel verslavende succesformule hanteert hij opnieuw in zijn nieuwe boek: Marseille 1940. De grote exodus van kunst en literatuur. Het is te lezen als een vervolg. Want al die gevluchte schrijvers en kunstenaars, waarvan een groot deel al in 1933 naar Frankrijk was getrokken, werden door de gebeurtenissen ingehaald. Vanaf mei 1940 trok het Duitse leger immers in vliegende vaart door Nederland, België en Frankrijk. Daarvan, of preciezer van de in haar kielzog meereizende Gestapo, had de grote meerderheid van de vluchtelingen weinig goeds te verwachten. De door de Duitse inlichtingendiensten zorgvuldig opgestelde lijst van te arresteren personen was lang, heel lang. 

Waren al die vluchtelingen dan volkomen weerloos? Nee, niet volkomen. Maar gerieflijk kon je hun situatie ook niet noemen. Wat enigszins hielp was het gegeven dat Duitsland in de zomer van 1940 niet heel Frankrijk bezette. Een deel in het zuiden kreeg in overleg een speciale status, werd het zogenoemde ‘Vrije Frankrijk’. De hoogbejaarde Franse generaal Pétain, held van de Eerste Wereldoorlog, zwaaide er de scepter. De vluchtelingen waren daar iets veiliger dan in het noorden, maar konden evengoed door de Duitsers worden opgepakt. Het was vooral de Resistance, de Franse ondergrondse, die door deze situatie wat speelruimte wist te creëren. 

Hulp kwam, al zo vroeg als 1940, uit de Verenigde Staten. Varian Fry, een jonge hoofdredacteur van een stichting in New York die boeken over geschiedenis en politiek publiceerde, bedacht de Emergency Rescue Committee, afgekort de ERC. Die organisatie zou gevluchte schrijvers moeten helpen bij hun vlucht uit Frankrijk. Daarvoor was veel geld nodig: voor het opzetten van vluchtroutes door bijvoorbeeld de Pyreneeën, het omkopen van de Franse, Spaanse en Portugese douaniers, het fabriceren van valse documenten. En het charteren van vrachtschepen waarop de vluchtelingen konden meevaren, meestal vanuit Lissabon. 

Samen met een handvol vrienden bedacht Fry een voor die tijd typisch Amerikaanse manier om aan het benodigde geld te komen: fundraising. Op bijeenkomsten in New York en andere steden werd het geld binnengehaald. Erika Mann, dochter van Thomas, bedacht dat er een ‘man ter plekke’ moest zijn om het gevaarlijke werk in goede banen te leiden. Dat werd Fry zelf, iets waarmee mevrouw Fry niet al te gelukkig was. De standplaats van de ERC werd Marseille, vanuit logistiek oogpunt én omdat de stad in het Vrije Frankrijk lag de meest voor de hand liggende keuze.   

Het project was dus honderd procent particulier initiatief. Hoe stevig Eleanor  Roosevelt, hartstochtelijk sympathisant, ook met haar vuist op het bureau van haar echtgenoot had geslagen, dat had niet geholpen. De Verenigde Staten waren in de zomer van 1940 nog niet betrokken bij de oorlog, en dat wilde de president met het oog op de verkiezingen in november van dat jaar nog even zo houden. 

In oorlogstijd een organisatie optuigen, medewerkers vinden en een flink kantoorpand huren zonder dat dit alles teveel in het oog loopt bleek ingewikkeld. Varian Fry begon vanuit twee hotelkamers, heel low-key, maar zodra de lokale tam tam het nieuws van zijn aanwezigheid had verspreid, stond het al snel zwart van de mensen. Sommigen kwamen voor een baantje bij het ERC, maar verreweg de meesten wilden alleen maar verder worden geholpen op hun vlucht voor de Duitsers. Binnen enkele maanden had Fry een fatsoenlijke behuizing gevonden en medewerkers aangetrokken. Vrijwel allemaal deden die het gevaarlijke werk vanuit een zeker idealisme, soms zelfs als vrijwilliger, en de meesten waren jong, niet ouder dan vijfentwintig.  

Wie kwam in aanmerking om door Fry en zijn mensen te worden geholpen? Hoe bepaal je dat, maak je een keuze? Want zoals bij aanvang van het project al was ingecalculeerd, was de vraag veel groter dan wat Fry en zijn mensen konden behappen. Daarom had hij bedacht om de godfather van de Duitse literatuur, Thomas Mann, te vragen een lijst van belangrijke schrijvers en kunstenaars die gevaar liepen op te stellen. Die lijst, met daarop tweehonderd namen, was voor ERC in het begin de leidraad. Later kwamen er aanvullende lijsten.

Als je die lijst bekijkt zie je vooral heel bekende namen. De filosofe Hannah Arendt bijvoorbeeld, toen nog jong. Alma Mahler-Werfel en haar echtgenoot Franz Werfel, de schrijver. Zij waren rijk, woonden in een kapitale villa aan de Middellandse Zee, maar waren vrij laat toch tot het inzicht gekomen dat zij een bewind van de nazi’s niet zouden overleven. Ook Heinrich Mann, de broer van Thomas, maakte gebruik van de mogelijkheid. En zo gaat het door, je ziet zo ongeveer de gehele Duitse en vooral Joodse kunstenaarswereld passeren. 

De vlucht kon, om niet op te vallen, uitsluitend plaatsvinden in groepjes van vier tot zes. Vanuit een vissersplaatsje bij Marseille werd het boemeltje naar Collioure genomen, een stadje net voor de Spaanse grens, boven Barcelona. Vandaar volgde een smokkelpaadje door de Pyreneeën. Na in de bergen de Spaanse grens te zijn gepasseerd – meestal zonder problemen, maar soms deden de douaniers lastig en moesten sigaretten of dollars de oplossing brengen – stonden de vluchtelingen in Spanje. Op dit punt namen de collega’s van Fry de terugweg en was het aan de vluchtelingen om zelfstandig met de trein door te reizen naar Portugal, waarvoor ze een visum hadden meegekregen. De meesten reisden dan vanaf Lissabon per schip door naar andere locaties. Een enkele keer werd er al min of meer illegaal ingescheept in de buurt van Marseille, vooral wanneer het aanbod te groot werd voor de route door Spanje. Op de foto hierboven zie je een groep die per schip onderweg is naar Martinique.

Wittstock is een bevlogen verteller. Zonder in te leveren op de kwaliteit weet hij zijn verhaal smeuïg te brengen. In korte hoofdstukken, een vlotte, journalistieke stijl en oog voor human interest krijg je als lezer een omvangrijk verhaal aangeboden zonder dat dit als zodanig voelt.  

Voor wie na het lezen van Uwe Wittstock nieuwsgierig zou zijn naar meer, is het goed om te weten dat Fry zelf, kort na zijn avontuur, ook een boek over zijn project heeft geschreven dat recent in een Nederlandse vertaling is verschenen. Ik heb dat niet gelezen maar begrijp dat daarin, naast de vanzelfsprekend persoonlijker blik, ook meer te lezen is over de teloorgang van het project. Dat was niet omdat de organisatie werd opgerold door de Duitsers, maar doordat er bureaucratisch geharrewar ontstond tussen Fry in Marseille en het bestuur van ERC in New York. Over geld, zoals altijd. Fry en zijn mensen probeerden in de hitte van de strijd en met gevaar voor eigen leven zoveel mogelijk vluchtelingen naar veilig gebied te brengen, terwijl zijn collega’s op veilige afstand op het hoofdkantoor vooral bezig waren de budgetten te bewaken. Sommige dingen veranderen nooit .....

Uwe Wittstock / Marseille 1940. De grote exodus van kunst en literatuur / Vertaald uit het Duits door Michel Bolwerk / 406 blz / Cossee, 2025