In het Stedelijk was een ander accent gelegd. Niet alleen toonde het museum de ruime selectie Kiefers die het door de jaren heen heeft verworven, maar het centrale trappenhuis was geheel gevuld met de installatie Sag mir wo die Blumen sind. Die titel zal de meesten van ons direct doen denken aan het gelijknamige lied dat in 1962 in de vertolking van Marlene Dietrich wereldberoemd werd, maar dat in 1955 als Where Have All the Flowers Gone? door folksinger en sociaal activist Pete Seeger werd geschreven en uitgevoerd. De installatie gaat – natuurlijk - over de oorlog, maar niet minder over de chaos die de mens van het leven op aarde heeft gemaakt.
Geconfronteerd met dergelijke kunstwerken ga je als museumbezoeker op zoek naar de ‘sleutel’ waarmee je iets meer inzicht krijgt. Bij Kiefer is dat deels vrij gemakkelijk. Vanaf zijn vroege werk is de Tweede Wereldoorlog en de verwerking daarvan, door hemzelf én door de Duitsers in het algemeen, een centraal gegeven. En omdat zijn loopbaan inmiddels al zo’n zestig jaar beslaat en zijn oeuvre uit-en-ter-na is beschreven en geduid kom je daar wel uit. Maar andere aspecten van Kiefers kunstenaarschap, zoals zijn meer persoonlijke drive, zijn minder grijpbaar. Dat gevoel overkwam ook de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård, toen hij in 2014 in Londen een overzichtstentoonstelling bezocht. Hij besloot ter plekke om wat dieper te gaan graven. Schreef Kiefer een briefje, met het verzoek eens bij hem langs te mogen komen. En bood The New York Times Magazine alvast een verhelderend artikel aan. Het duurde jaren voordat het artikel zou verschijnen, en nog wat langer voor de spin-off, het hier besproken boekje, het licht zou zien.Kiefer had namelijk geen haast. Knausgård had misschien het idee dat toegang tot de kunstenaar gemakkelijk zou zijn, enerzijds omdat dat zou leiden tot internationale publiciteit in een gerenommeerd blad, anderzijds vanwege zijn eigen status van beroemd schrijver. Dat bleek een misvatting. Maar toen hij na een halfjaar aandringen eindelijk welkom was, bleek Kiefer best gasvrij te zijn.
De ontmoetingen hadden plaats in Kiefers enorme atelier annex depot even buiten Parijs, op zijn landgoed in Zuid-Frankrijk, in het Duitse Freiburg tijdens een huldiging door de universiteit aldaar – Kiefer studeerde er – en tijdens een gezamenlijk bezoek aan het eveneens in het Zwarte Woud gelegen Donaueschingen, Kiefers geboorteplaats. Waar de gesprekken in Parijs vooral gaan over Kiefer als kunstenaar is dat in Zuid-Frankrijk, waar Knausgård komt logeren, wat minder. In Duitsland, en dan vooral in Donaueschingen, krijgen de gesprekken meer persoonlijke diepgang. Dat had Knausgård ook gehoopt, toen ze speciaal op zijn verzoek daar een dag doorbrachten. Het landschap met bos en rivier – de Donau ontspringt er – heeft immers een stempel gedrukt op Kiefers kunstenaarschap.
En ja, de vraag waar het om draait: kun je een kunstenaar als Kiefer en zijn werk doorgronden? Is een oeuvre dat grotendeels bestaat uit objecten die vanuit een gevoel of emotie zijn vervaardigd inhoudelijk te duiden? Slechts gedeeltelijk, zal het weinig verrassende antwoord zijn. Knausgård begon aan dit project met vragen waarop het antwoord hem dichter bij de man zouden moeten brengen. Bijvoorbeeld: ‘Hoe kan een leeg landschap met geschiedenis beladen zijn?’ Of, iets filosofischer: ‘Dus waar was Kiefer in zijn kunst? Ik had geen flauw idee. Ik zag hem nergens in zijn werk, behalve dan als vertegenwoordiger van een generatie, van een tijdperk. Zijn kunst is erop gericht het ik te overstijgen, zoekt voortdurend naar collectieve vormen: onze geschiedenis, filosofie en mythes. Daardoor krijg je het gevoel dat je door zijn schilderijen omsloten wordt, dat je erin stapt, want als je ervoor staat, wordt het spanningsveld tussen het eigen ik en het universele van de mythe opgeheven.’Maar, om de een of andere reden, verlopen de gesprekken taaier dan Knausgård hoopte. Ofschoon hij Kiefers notitieschriften mag doorkijken, en er allerlei toch wel interessante artistieke onderwerpen aan bod komen – bijvoorbeeld dat Kiefer voor zijn beroemde loden sculpturen in de jaren ’70 uit geldgebrek niet het dure en zuivere materiaal kocht, maar de veel goedkopere loodjes van versleten autobanden – blijft het allemaal wat aan de oppervlakte hangen. Tijdens het lezen bekroop me het gevoel dat er iets mist. Wat dat is? Misschien komt dat deels omdat het gesprekken zijn, het dus theorie is als ik dit zo kort door de bocht mag stellen. De vergelijking dringt zich op met Anselm, de documentaire over Kiefer die Wim Wenders in 2023 maakte. Daarin werd weinig gesproken, het verhaal werd vooral visueel verteld. Niet dat dit direct meer antwoorden opleverde, maar het gaf wel een completer beeld van de kunstenaar en zijn drive.Onvergetelijke indrukken laat Knausgårds boekje niet achter. Of het moest dat ene moment in Donaueschingen zijn, tijdens de dag die hij en Kiefer daar doorbrengen. Wandelend door een besneeuwd slotpark voelt Knausgård (man, begin 50) al een poosje steeds heviger aandrang om te plassen, maar er is niets open waar dat even kan en hij raakt langzaamaan wanhopig. Tot opeens Kiefer (man, 80) een vlotte zijwaartse beweging maakt en achter een besneeuwde struik verdwijnt. Wat Kiefer dan ook maar doet, een struikje verder. Dat dit, misschien wel het meest persoonlijke en intieme moment in hun ontmoetingen, het boekje heeft gehaald pleit voor Knausgård.
Karl Ove Knausgård / Het bos en de rivier. Over Anselm Kiefer en zijn kunst / Vertaald uit het Noors door Michiel Vanhee & Sofie Martens / Met werken van Anselm Kiefer en foto’s van Paolo Pellegrin / 174 blz / Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2025