Zeeland, levert dat nu schrijvers van formaat? Jazeker, vergis je daar niet in. Om enkele bekende auteurs te noemen: Oek de Jong, Annejet van der Zijl, Carolijn Visser, de zojuist overleden Wessel te Gussinklo, Franca Treur, Jan Vantoortelboom en Ester Naomi Perquin. Mijn favoriete Zeeuwse auteur is Rinus Spruit (1946). In 2013 publiceerde hij de roman Een dag om aan de balk te spijkeren. Een fenomenaal goed boek, maar hij had de pech dat in hetzelfde jaar Oek de Jong zijn monumentale familiegeschiedenis Pier en Oceaan had ingezonden. Die won, en Spruit moest het doen met de Prijs van de Zeeuwse Boekhandel. Maar Spruits roman staat nog steeds hoog genoteerd in mijn lijstje van favoriete boeken, dus breek ik er vandaag maar weer eens een lans voor.
Een dag om aan de balk te spijkeren speelt zich voor een belangrijk deel af in het gehucht Zevenkoten op Walcheren. Het Zeeuwse landschap en het boerenleven wordt door Spruit zo mooi in beeld gebracht dat die passages voor veel lezers tot de hoogtepunten van boek zullen horen. Maar de echte thema's van het boek zijn toch wel de verhouding tussen een vader en een zoon, en de zoektocht van die laatste naar levensgeluk. Die thema’s liggen Spruit na aan het hart, om de eenvoudige reden dat hij voor de hoofdpersoon zijn eigen leven als model heeft genomen.
Het verhaal begint in het midden van de jaren zestig. De zeventienjarige Maarten Rietgans fietst dagelijks van zijn ouderlijk huis in Zevenkoten naar Goes, waar hij als jongste bediende bij de Boerenleenbank werkt. Zijn vader is landbouwer. Die heeft een stuk grond waarop hij gewassen verbouwt, maar geen eigen materieel om de grote werkzaamheden uit te voeren, zoals ploegen of oogsten. Daarvoor is hij afhankelijk van de naburige boeren of loonbedrijven. Wanneer Maarten negentien is overlijdt zijn moeder én verliest hij zijn baantje als jongste bediende. Hij wordt overgeplaatst naar de afdeling boekhouding van de bank. Dat ziet hij niet zitten en hij besluit om een opleiding tot verpleger te gaan volgen. Dat hij daarvoor naar Rotterdam moet verhuizen is geen probleem, hij beschouwt die stap juist als een nieuw begin.
De keuze voor de verpleging maakt Maarten heel bewust. Hij wil een 'goed mens' worden, boven anderen uitstijgen zoals Florence Nightingale en Moeder Theresa dat deden. Als verpleger in opleiding, en als enige man, studeert hij hard en presteert hij opvallend veel beter dan zijn vrouwelijke medestudenten. Maar zijn drive komt voort uit een minderwaardigheidsgevoel en een grote verlegenheid, de goede studieresultaten zijn eigenlijk een compensatie voor zijn belabberde sociale functioneren. Hij is een eenling, een tobber die maar heel moeilijk contacten kan leggen. Vriendinnen zoekt hij via contactadvertenties. Soms vindt hij er op die manier een en houdt de relatie een tijdje stand. Maar veel vaker blijft het bij een enkele ontmoeting. Soms knapt hij zelfs al af op een schrijffout in een brief van een vrouw. Wanneer hij slaagt voor zijn examen begint het gewone leven als verpleger. Maar dat gewone leven, zonder de studiedruk maar mét de sociale omgang met anderen, is te veel voor hem. Hij kan het niet aan, is voortdurend bang te falen.
De daaropvolgende dertig jaar is Maarten zoekende. Naar een geschikte baan, een vrouw die bij hem past, naar gemoedsrust, naar het geluk. Soms gaat het een tijdje goed, maar nooit heel lang. Desondanks blijft hij het proberen, met een aandoenlijke oprechtheid en moed. Zijn vader, wonend op het boerderijtje, is voor Maarten een ankerpunt. Bij hem vindt hij soms de rust die hij zoekt. Zo complex als de zoon in elkaar zit, zo eenvoudig is het leven voor de vader. Hij leeft van dag tot dag, van seizoen naar seizoen. Iedere dag is er weer een. Een geslaagde dag, een dag die niet meer stuk kan, prijst hij vaak al in de middag. Dat is ´een dag om aan de balk te spijkeren´.
Kort na zijn pensionering keerde Spruit terug naar zijn geboortedorp en betrok het huisje van zijn inmiddels ook overleden vader. Hij debuteerde in 2009 met De rietdekker, een kleine roman over zijn vader. Daarna volgde Een dag om aan de balk te spijkeren dat hem in Zeeland wereldberoemd maakte. We zijn nu enkele boeken verder, het complete werk van Spruit zal inmiddels zo’n vijfhonderd bladzijden omvatten. Een klein oeuvre dus, met een sterke samenhang. Het pretendeert niets, maar is ontwapenend mooi.De term ‘schrijven’ is mij eigenlijk wat te sterk voor wat Spruit doet, ‘boekstaven’ is misschien een passender omschrijving. Een voorbeeld daarvan is het volgende: ‘In de vensterbank in de keuken heb ik een schrift neergelegd waarin ik aantekeningen maak over het leven rondom mijn huis. Het ligt op de plaats waar vader altijd zijn agenda neerlegde. Dat was ook een soort dagboekje, meestal schreef hij er iets in over het weer. Om de paar maanden kijk ik het schrift eens door, dan lees ik terug wat ik geschreven heb over het land, de seizoenen. Dan lees ik het heden dat verleden is geworden.’
Vanaf de keukentafel uitkijken over het land, de natuur observeren, mijmeren over het leven van zijn ouders en grootouders: veel van Spruits dagen zijn daarmee gevuld. Hij schrijft over de vrouwen die dagelijks langsfietsen om boodschappen te doen en hem met enige minachting aankijken, want ‘ik zit daar maar’. Je zou hem, in hedendaagse termen, een kampioen der onthaasting kunnen noemen.
Rinus Spruit / Een dag om aan de balk te spijkeren / 224 blz / Uitgeverij Cossee, 2013