Het is Sylvain Tesson die deze passende vergelijking maakt. Reiziger, avonturier en schrijver. Ik las eerder zijn verslag van een lange winter in een blokhut aan het Baikalmeer, en heel recent zijn ietwat onzinnige maar uiterst onderhoudende project om Napoleons terugtocht uit Rusland van 1812 te reconstrueren. Op de motor met zijspan. In Wit realiseert hij zijn lang gekoesterde wens om, in een flauwe boog van het Franse Menton tot het Italiaanse Triëst, in de winter de Alpen te bewandelen. Of liever klauterend en skiënd, want de route leidt over de passen, toppen, graten en gletsjers. De tocht is een meerjarenproject, in de winter van 2018, 2019, 2020 en 2021 leggen Tesson en zijn twee tochtgenoten steeds zo’n twintig etappes af.
Bij vertrek uit Menton wordt Tesson vergezeld door zijn vriend Daniel du Lac, die in het dagelijks leven berggids is. Al vrij snel ontmoeten ze in een berghut een Parijse ingenieur, Philippe Rémoville, die zich voor de duur van het project bij hen aansluit.De tocht zoals zij die maken zit vol gevaren. En al ben je voorzichtig, neem je alle regels in acht en vermijd je potentieel gevaarlijke plekken en situaties, een besneeuwd berglandschap kan heel onvoorspelbaar zijn. De mannen zijn zich daarvan bewust en menen te weten wat ze doen, maar meermaals noteert Tesson in zijn verslag dat hij, een ijshelling overstekend, een paar honderd meter abseilend van een loodrechte rotswand of skiënd langs een afgrond die je in de mist niet goed kan zien, doodsangsten uitstaat. Ook zijn beschadigde rugwervels, opgelopen bij een val enkele jaren eerder, spelen hem soms parten. Zijn verslag deed me af en toe denken aan de befaamde klimverhalen van de Brit Joe Simpson, die in de jaren tachtig en daarna in de Andes en op andere plekken ijzingwekkende situaties meemaakte. Tesson: ‘Als we ons echt bewust waren geweest van alle spleten waar we blindelings overheen gingen, hadden we het nooit aangedurfd. Levensles: niet alles willen weten. Transparantie is die toestand waarin je, doordat je van alles weet hebt, ook voor alles bang bent.’
Waarom de tocht maken? Uit een zucht naar de pure natuur, hoog in de bergen willen zijn, weg van het dagelijkse leven? Om erover te kunnen schrijven? Is het een beroep, een manier om aan de kost te komen? Misschien van alles een beetje, maar het lijkt voor Tesson belangrijker om nieuwe wegen in te slaan, zijn tomeloze nieuwsgierigheid naar de natuurlijke verschijnselen in deze wereld te bevredigen. Hij noemt het gebied in zijn tekst steevast ‘het Wit’, daarmee iets als een gevoel tussen hem en die wereld oproepend. De volgende passage is in dat opzicht verhelderend: ‘Tussen de stammen schraapten onze ski’s over het ijs. […] Met onze ski’s tikten we de vergetelheid af. We gingen op in de ruimte, dat wil zeggen in de tijd, waarbij de inspanning de cadans aangaf. Een dergelijke versmelting vind je terug in de finale van Mahlers negende. Muziekflarden komen samen en vervloeien als mistbanken. Nauwelijks hoorbaar gaan ze in elkaar op. Van de melodielijn blijft haast niets over. Pianissimo wordt er in dit amalgaam één noot aangehouden, die de oplossing ervan aankondigt. Hij duurt alsmaar voort. Serene kalmte: Alles verstilt. Transparantie: de tijd lost op. Het Wit blijft: Vrede daalt neer.’Sylvain Tesson / Wit / Vertaald uit het Frans door Eef Gratama / 255 blz / De Arbeiderspers, 2024