Al lezend moest ik regelmatig terugdenken aan Masons spectaculaire debuut als romanschrijver. Dat was in 2002 – hij was jong, studeerde nog - met de roman De pianostemmer. Daarin reist een Londense pianostemmer in het midden van de negentiende eeuw op uitnodiging van het Britse leger naar Brits Indië en Birma om de kostbare Érard piano van een hoge militair te stemmen. Het lukt Mason in dat boek om de opmerkelijke avonturen die de man in de binnenlanden overkomen op natuurlijke wijze in te bedden in de betoverende cultuur én natuur van Birma. Te laten versmelten, als het ware.
Nu, met North Woods, met ook weer die verbinding tussen verhaal en landschap, maar tevens met z’n eindeloze reeks personages én een handvol verschillende manieren waarop je als lezer het verhaal krijgt voorgeschoteld, gaat Mason een stap verder. Onderneemt een waagstuk. Maar hij vliegt niet uit de bocht, houdt je aandacht gevangen. Na de laatste bladzijde kan je alleen maar concluderen dat je niet alleen een meeslepend verhaal las, maar dat er ook stilistisch veel te genieten viel.
Het verhaal begint vierhonderd jaar geleden, bij de vroegste kolonisten, in dit geval een jong stel dat de benauwende cultuur van hun geloofssekte ontvlucht maar vervolgens op een moordzuchtig groepje Indianen stuit. Zij worden gevolgd door Charles Osgood, een ex-militair die decennia later Massachusetts doorkruist op zoek naar een plek waar hij zijn grote droom, een appelboomgaard met de heerlijkste appels, kan realiseren. Wanneer hij een uurtje te paard van het stadje Oakfield tegen een heuvel en een bosrand een groot leeg veld aantreft, met daarin een appelboom met zalige appels, weet hij dat hij zijn plek heeft gevonden. ‘Het heeft zo moeten zijn’, is een gedachte die Mason op meer plekken in het verhaal laat terugkeren. Osgood gaat er met zijn tienerdochters wonen, bouwt een reeds aanwezig hutje om tot een nette woning en weet met stekken van die ene boom binnen enkele jaren een respectabele boomgaard op te bouwen waar hij en zijn gezin van kunnen leven. De appel noemt hij Osgoods Wonder, zijn landgoed een paradijsje. Na zijn dood zetten zijn ongetrouwde dochters Alice en Mary zijn werk voort.
Daarmee zijn de plek, haar karakter én het huis neergezet. De volgende bewoners of bezoekers vormen een kleurrijk palet, ieder van hen met een eigen verhaal. Zo is er de meedogenloze slavenjager, die naar de smaak van Alice en Mary net iets te nieuwsgierig rond het huis sluipt. En de miskende schilder Teale, die na een bezoek van zijn kunstvriend Nash een heel tedere en emotionele correspondentie met hem begint, die ze noodgedwongen angstvallig geheim moeten houden. Eind negentiende eeuw zijn huis en land eigendom van een fabrikant, die een medium inschakelt om zijn vrouw te verlossen van de in het huis ronddolende geesten – waaronder de oude vrijsters Alice en Mary. En in het begin van de twintigste eeuw drukt Robert, een kleinzoon van de fabrikant, zijn stempel op het leven op Osgood. Zijn schizofrenie dwingt hem tot allerlei dwangmatige handelingen, waarin het op veel manieren ´bewaren´ van zijn geliefde landschap en bomen. Aan zijn geschiedenis, misschien wel de meest doorleefde in de roman, lees je duidelijk af dat Mason in het dagelijks leven klinische psychologie doceert aan de universiteit van Stanford, Californië.Hoe knoop je een vier eeuwen omspannend verhaal aan elkaar tot een min of meer logische opeenvolging van gebeurtenissen? Daartoe heeft een schrijver een heel arsenaal middelen en foefjes tot z’n beschikking, waarvan Mason met plezier gebruikmaakt. De balladen voor stem en fluit die Alice en Mary tijdens hun eenzame leven op de appelboerderij schreven, op basis van overgeleverde folklore, en die ze ongetwijfeld op lange winteravonden gezongen zullen hebben, zijn losjes door het boek gestrooid. (Ik checkte nog even de luisterboekversie, in de hoop dat de uitgever die balladen in een gezongen variant had opgenomen, maar helaas …). De in haar eenvoud indrukwekkende briefwisseling tussen de twee mannen noemde ik al. De arts die Robert behandelt houdt daarvan een dagboek bij. En, om even iets verder te kijken dan de ‘reguliere’ wisseling van vertelmechanismen: zaden en sporen worden door de wind meegenomen in of uit het bos, met soms verstrekkende gevolgen voor de natuur – en het verhaal. Mason beschrijft de weg die ze afleggen alsof hij het over één groot, levend organisme heeft. Een organisme dat wordt bestierd door een hoger iets. Wij, als mensen, leven ons leven. Maar zijn, in het licht van dit grotere, slechts passanten.
Het mag duidelijk zijn dat North Woods op veel niveaus is te lezen en duiden, van een min of meer realistische plattelands-saga tot één of meer filosofisch getinte parabels. Stel je je daarvoor open, volg je Mason op zijn soms onnavolgbare maar altijd verrassende paden, dan krijg je er veel voor terug.
Daniel Mason / North Woods / 372 blz / Random House, 2023
[Nederlandse editie: North Woods]