woensdag 14 februari 2024

Een volkstuin als persoonlijk paradijs

Nicolien Mizee heeft al ruim dertien jaar een volkstuin. Ongeveer even lang als zij is getrouwd. Die twee mededelingen hebben met elkaar te maken. Kort na haar huwelijk kwam zij namelijk thuis met twee blauwe bessenstruiken, omdat zij had gelezen dat de bessen zo gezond waren. Maar haar echtgenoot –– hij woonde er al lang, zij was kort daarvoor bij hem ingetrokken - reageerde met ‘Waar wil je die neerzetten? De tuin is af!’. Dus kwam er een moestuin. Oppervlakte 120 vierkante meter, tien minuten fietsen van haar huis. Een tuin zonder huisje, elektriciteit en stromend water. Het echte werk.

In Het paradijs. Zeven tuinverhalen oppert Mizee wat gedachten over het hebben van zo’n tuin. Het bundeltje pretendeert niets, maar in hun beknoptheid en eenvoud hebben de meeste verhalen een grote zeggingskracht. Of laten de tuinierster zien zoals haar vaste lezers haar kennen. Zoals in een passage over de kleding die zij op de tuin draagt. 

Een paar jaar geleden vroeg de verloofde van onze zoon op geanimeerde toon: “Weet je al wat je gaat aantrekken bij onze bruiloft?” Tot haar grote schrik begon ik eerst te stamelen en toen bijna te huilen. “Ik haat kleren. Ik voel me alleen fijn in mijn tuinkleren.” “Trek die dan aan!”, riep onze zoon. “Dat zou ik nou leuk vinden.” Maar dat kan niet.’

Sterk is ook het verhaal over Froukje, haar wat onaangepaste en contactarme buurvrouw op de tuin. En hilarisch de aanzet tot een griezelverhaal met een van Mizee’s vriendinnen, een charmeur op leeftijd en een levensgrote vrieskist in de hoofdrol. Dat verhaal heeft iets van Mizee’s detective Moord op de moestuin. Waarin de hoofdpersoon, net als in deze verhalen, ook Judith heet.

Tijdens corona, waarin niets meer mocht en weinig meer kon, was de tuin voor Mizee een toevluchtsoord: ‘Ik pakte mijn tuinstoel, mijn thermoskan, een beker en installeerde me bij de vijver. Op de bemoste houtstronk zat een kikker. Hij zat doodstil, maar ik zag hem ademen. De aanblik van het op en neer gaan van dat kleine keeltje schudde me wakker uit de nu al maanden durende versuffing. Een diepe ontroering trok door mijn lichaam en ziel, alsof ik de adem van de tijd kon voelen en ook ik mocht beginnen uit te botten. Darwin noch de Grote Smurf zouden mij dit gevoel kunnen verklaren, alleen God, hoe weinig smaak Hij verder ook had. Het paradijs is een kikker op een boomstronk.

Nicolien Mizee / Het paradijs. Zeven tuinverhalen / 112 blz / Nijgh & Van Ditmar, 2023