Ook bij ons werd Keilson binnen enkele dagen een hype, hij was immers een Nederlandse schrijver. Dat hij de genoemde boeken al heel lang geleden had geschreven, en dat hij als bescheiden auteur van een klein oeuvre voor het eerst vol in de spotlights stond, maakte het verhaal natuurlijk nog mooier. Met als uitsmijter dat hij acht maanden vóór zijn ‘herontdekking’ zijn 100ste verjaardag had gevierd. Keilson zelf moest even wennen aan alle aandacht van de media, van buitenlandse uitgeverijen die zijn werk wilden vertalen en van Nederlandse lezers die de eerste weken tevergeefs de boekhandel inliepen.
Afgelopen voorjaar verscheen de biografie Hans Keilson. Telkens een nieuw leven. Een kloek boek waarin biograaf Jos Versteegen op degelijke en overzichtelijke wijze een beeld schetst van Keilsons leven vóór zijn herontdekking. Die eerste 99 jaar, om het zo maar te zeggen. Dat leven blijkt verrassend afwisselend en spannend te zijn geweest. En ook de inspiratie te hebben geleverd voor de meeste van zijn literaire teksten. Leven en oeuvre die in elkaar grijpen, hoeveel beter wil je het hebben in een schrijversbiografie?
Hans Keilson wordt geboren op 12 december 1909, als zoon van een Joods echtpaar dat in het kuurstadje Freienwalde, ongeveer 60 kilometer ten oosten van Berlijn, een textielzaak drijft. Hij groeit op in een onrustige tijd. Tot zijn vroege herinneringen behoren het vertrek van zijn vader als dienstplichtig soldaat in 1914, diens terugkomst als een geestelijk aangeslagen man, de politieke moorden in de vroege jaren twintig en de hyperinflatie. Na het gymnasium te hebben afgerond begint hij in Berlijn aan een studie medicijnen. Ter ontspanning volgt hij tegelijkertijd een opleiding tot sportleraar, terwijl hij voor de inkomsten in een bandje speelt – viool en trompet. En begint hij zijn indrukken van het leven om hem heen op te schrijven, wat binnen enkele jaren zal uitgroeien tot de roman Das Leben geht weiter. Kort nadat hij het manuscript daarvan inlevert bij uitgeverij S. Fischer, is hij in Berlijn getuige van de brand in de Rijksdag. Het is 1933, het leven om hem heen zal snel verhevigen.
Met al zijn medische examens afgelegd, en alleen zijn praktijkjaar nog voor de boeg, strandt hij op een nieuwe verordening die het Joden onmogelijk maakt zich aan te sluiten bij een ziekenfonds. Wat neerkomt op een beroepsverbod. Dus gaat hij aan de slag als sportleraar op Joodse scholen. Maar realiseert zich dat dit, bij de te verwachten ontwikkelingen, ook eindig zal zijn. Om dat voor te zijn, neemt hij in september 1936 samen met zijn vriendin de wijk naar Nederland. Met in één koffer zijn hele bezit.
Keilson zal Nederland nooit meer voor langere tijd verlaten, en zich zelfs in 1951 laten naturaliseren tot Nederlander. Hij heeft dan in de onderduik de oorlog overleefd, zijn indrukken daarvan verwerkt in de korte roman Komedie in mineur (1947) en de aanzet geschreven van In de ban van de tegenstander (1959), zijn grote roman die gaat over de beleving van goed en kwaad, over de fascinatie die je kan hebben voor de gedachten van je vijand. Het eerdere boek, Komedie in mineur, is ‘luchtiger’ als het gepast is deze term te gebruiken. Het verhaal gaat over een jong echtpaar dat in de oorlog een onderduiker in huis neemt, een man op leeftijd. Op een gegeven moment overlijdt deze, en wat doe je dan? Hoe kom je van het lichaam af, zonder dat iemand dat merkt? Een serieuze vertelling, met tragikomische kantjes. Voor deze boeken vindt Keilson met enige moeite uitgevers, ook voor de vertaling in het Nederlands. Maar ondanks milde kritieken worden het geen verkoopsuccessen. Dat geldt ook voor de Engelstalige edities.Keilson voelt zich weliswaar schrijver, maar beoefent met evenveel passie de psychiatrie. Omdat zijn Duitse diploma’s hier ongeldig zijn, studeert hij nogmaals medicijnen en laat zich opleiden tot psychiater. Of zenuwarts, zoals hij zich liever noemt. Met als specialisatie het behandelen van patiënten met een trauma. Als oorlogsslachtoffer – zijn ouders vergast in Auschwitz, veel vrienden ziet hij eveneens niet terug – weet hij waarover hij praat. Hij bedenkt een handelwijze, publiceert daarover en maakt er internationaal furore mee.
Zo oud worden als Keilson betekent dat je heel lang hebt om na te denken over je verleden. Hoe het allemaal zo gelopen is. Je komt dan als vanzelf tot de kern. Je merkte dat bij interviews die hij indertijd gaf, bijvoorbeeld het gesprek in 2010 met Wim Brands voor het televisieprogramma VPRO Boeken. Als hij Hitler eens kon spreken ….? Nou, Keilson wist het wel. Hem vragen – of het lospeuteren, waar hij als psychiater goed in was – waar nu die haat tegen Joden toch vandaan kwam.
Als je zo oud wordt, en vaak terugdenkt, wordt je misschien ook kritischer. Tegen het einde van zijn leven had hij het gevoel dat hij – ondanks dat zijn Duitse uitgever recent een mooie ‘Verzamelde werken’ had verzorgd, waarin ook de verspreide teksten en zijn poëzie waren opgenomen – als schrijver miskend was. Of misschien wel gewoon mislukt. Vandaar dat die herontdekking op zijn 100ste, toen hij er eenmaal aan gewend was, hem zo blij maakte. In maart 2011 stapte hij dan ook, voorzichtig schuifelend achter zijn rollator, vastberaden de Amsterdamse Stadsschouwburg binnen. Met zijn 101 de oudste debutant op het Boekenbal ooit.
Jos Versteegen / Hans Keilson. Telkens een nieuw leven / 544 blz / Nieuw Amsterdam, 2023