Tom Lanoye (1958) schreef tot nu een indrukwekkend en veelzijdig oeuvre bij elkaar: verhalen, romans, kritieken en heel veel toneel, zowel vertalingen en bewerkingen alsmede stukken die losjes zijn geïnspireerd op grote voorbeelden. Met zo’n creativiteit en ideeënrijkdom realiseer je je als lezer al na enkele tientallen bladzijden dat Lanoye ook met De Draaischijf een vehikel schiep dat hij naar hartenlust kon optuigen, volhangen, steeds zoekend naar de verrassing, naar de overtreffende trap. Dat theatrale begint al op de eerste bladzijde van de roman.
Terwijl zijn twee knekelknechten hem in zijn kist langzaam in het graf laten zakken, mijmert Axel Desmedt nog wat over zijn leven: ‘Ik had me de dag waarop ik word begraven heel anders voorgesteld. Had ik hem zelf mogen ensceneren, dan liet ik me – zoals onze moedertaal zo treffend verwoordt – “ter aarde bestellen” onder een staalblauwe hemel, hartje winter. Het is ijskoud maar bizar zonnig. Geen wolk te bespeuren […] Het ereperk, vol andere beroemde doden, ligt er keurig bij. […] Tot mijn voldoening hebben opvallend veel vrouwen zich de moeite getroost om afscheid van mij te komen nemen. Ze zijn van alle leeftijden en posturen, gaan gekleed in stijlvol zwart en zijn bescheiden gemaquilleerd. Hun handtas bevat, uit voorzorg, meer papieren zakdoekjes dan anders.’ Maar zo verloopt het niet. Het is een grauwe dag, Axel wordt niet op het ereveld begraven maar in een afgelegen hoekje en er is helemaal niemand gekomen om afscheid te nemen. Hij is op zijn oude dag een vergeten man.
Die monoloog vanuit de grafkist zet Lanoye een kleine vijfhonderd bladzijden door. Axel vertelt het verhaal van zijn loopbaan, opklimmend van onbeduidende rollen bij theatergezelschappen tot het grotere werk, van een eerste voorzichtige regie tot directeur van zo’n gezelschap. Van zijn vermogen om van een bestelde Shakespearevertaling die tegenvalt alsnog een ronkende tekst te maken. Van zijn gewoonte om, wanneer dat mogelijk is, een dubbelrol in een stuk te spelen - hij houdt van een beetje bravoure. Van zijn voorliefde voor totaaltheater, een combinatie van tekst, handelingen én muziek. En van zijn besluit om, nadat de Duitsers België hebben bezet, door te spelen. Zelfs al moet hij Joodse medewerkers ontslaan. Zelfs al moet hij voor goed fatsoen soms stukken programmeren die bij de bezetter in de smaak vallen. Doorspelen betekent namelijk ook de eigen bevolking steun bieden, in de vorm van simpele ontspanning of teksten ter overpeinzing, die een mens een hart onder de riem steken.Ofschoon Axel zich realiseert dat zijn houding collaboratie genoemd kan worden, tilt hij daar niet al te zwaar aan. Hij voelt zijn positie meer als vallend in het grijze gebied, en dan wel heel lichtgrijs. Wat zijn broer Rik doet, eindeloos Wagner of andere bij de Nazi’s geliefde componisten dirigeren, en dat welbewust in SS-uniform, dát is in zijn ogen pas collaboratie.
Axels partner, de actrice Lea Liebermann, is Joods. Zij mag niet optreden, zit thuis. Assisteert achter de schermen, begeleidt jonge actrices die de rollen spelen die anders voor haar waren geweest. Sluipt soms naar de schouwburg, om vanuit een donker hoekje toch een voorstelling te kunnen zien.
In de dagen rond de bevrijding worden de rekeningen vereffend. Hoe woedender de bevolking, hoe kleiner de kans dat je een afstraffing op straat overleefd. Axel vlucht naar Parijs, wordt bij verstek veroordeeld, maar treft bij zijn beroep een milde rechtbank en wordt alsnog vrijgesproken. Trekt dan met Lea naar Den Haag, dat ze nog kennen van hun avontuur in de schouwburg in de winter van 1944-‘45. Wat Lanoye dan mooi doet is zichtbaar maken hoe de relatie is tussen Alex en Lea zonder de druk van buitenaf, van een dreigende oorlog en bezetting. Maar wel als vanouds als succesvolle, gelauwerde acteurs. De apotheose van hun relatie, eind jaren zestig in de setting van Tsjechovs Kersentuin, dus óp het toneel, is magnifiek.
En die draaischijf? Een doordacht stuk techniek waarmee toneelgezelschappen afstand konden doen van die eeuwige geschilderde, statische achterdoeken waarbij de toneelwisselingen altijd wat houterig verliepen? Axel heeft die als jonge man in Duitse theaters in werking gezien. Creëerde gedurende de oorlog in zijn Antwerpse theater een goedkope, houtje-touwtje versie. In de Haagse schouwburg legden de Duitsers er in de winter van 1944-’45 een aan. Een serieuze, technisch uiterst complexe. Aan Axel de opdracht – weigeren was geen optie - daarmee eenmalig de toeschouwers van een besloten voorstelling, waaronder hooggeplaatste Nazi’s, naaste vertrouwelingen van Adolf Hitler, te verbluffen.Axels fascinatie voor de draaischijf duidt tegelijkertijd wellicht ook op een zekere kortzichtigheid. De techniek ervan maakte het mogelijk scènewisselingen, opkomst en afgang, of een ander perspectief, vrijwel onaangekondigd en vloeiend, in één beweging, uit te voeren. Axel ontwikkelde zich tot een meester in het toepassen ervan. Op het toneel dan. In de dagelijkse werkelijkheid, met zijn minder subtiele wisselingen van perspectief - lees: van politieke omstandigheden – lijkt hij het principe nauwelijks te vatten. Zijn mijmeringen als oude man zijn in dat opzicht verhelderend.
De draaischijf uit dit boek bestaat trouwens nog steeds, afgedekt door een solide toneelvloer. Toen Tom Lanoye enkele jaren geleden door regisseur Theu Boermans en dramaturg Remco van Rijn werd rondgeleid door de Koninklijke Schouwburg zag hij hem. En kreeg ter plekke het idee voor dit boek. Het zal komende zaterdag, in de Oude Kerk in Voorburg, hopelijk een memorabele voorstelling worden. Aan de roman zal het niet liggen.
Tom Lanoye / De draaischijf / 479 blz / Prometheus, 2022