Adwin de Kluyver, een Nederlandse poolhistoricus en auteur van twee eerdere boeken over het uiterste noorden van onze aardbol – Het gedroomde Noorden en De witte hel – had het Zuidpoolgebied al lange tijd op zijn wensenlijstje staan. Helaas is het geen goedkope vakantiebestemming, of te boeken als een voordelige last minute. Pogingen om als reisschrijver mee te gaan, promotie makend voor de rederij, liepen op niets uit. Dat gold ook voor een onderzoeksaanvraag bij NWO. Na ettelijke pogingen om op andere manieren aan te monsteren lukte het ten slotte als tijdelijk bemanningslid. En nog wel op een bark uit 1911, een driemaster, de Europa geheten. Zeilen geblazen, dus. Vier uur op, acht uur af, zo zou gedurende de drieweekse reis zijn leven tijdens de zeiltrajecten zijn ingedeeld. Genoeg tijd om tussendoor zijn indrukken te noteren.
Het schip - 56 meter, 25 zeilen, 17 vaste bemanningsleden en 38 gastzeilers – vertrekt van de rede van Ushuaia, de meest zuidelijke stad van Vuurland. Voor De Kluyver, die als puber weleens in een Polyvalkje zeilde, gaat een droom in vervulling. Tot ze een dag later de Drake Passage bereiken, de zee tussen Kaap Hoorn en het Antarctisch schiereiland. Dagenlang giert de wind door het want, staan de zeilen strak, ploegt de Europa door golven van 8 meter en kun je je uitsluitend aangesnoerd aan dek begeven. Op de voorplecht, waar voortdurend twee man op de uitkijk zitten, lijkt het nog het meest op een combinatie van een koude douche en een kermisattractie. De vaste bemanningsleden, die ook bij dit weer de zeilen in moeten, zijn dan aan alle kanten middels een harnas gezekerd. Pas bij het naderen van de immense ijsplaten rondom het vasteland van Antarctica kalmeert de zee. Maakt de wind plaats voor een weldadige stilte.Antarctica, in oppervlakte iets groter dan Australië, is van niemand. Dat is in het Antarctisch Verdrag uit 1961 zo vastgelegd. In dat verdrag, dat loopt tot 2048, is ook het beheer van het continent geregeld. Zo mogen er geen delfstoffen worden gewonnen, mag er naast de wetenschappelijke bases geen permanente bewoning zijn en gelden er, volgens een in 1998 toegevoegde bijlage, strikte regels voor de bescherming van de natuur. Met dat laatste aspect maakt De Kluyver kennis bij het betreden van Greenwicheiland, de eerste ankerplaats. Iedereen die aan land gaat dient zijn of haar buitenkleding, inclusief de zakken en naden, zorgvuldig te stofzuigen. Dit om sporen en zaden buiten te houden. Om verspreiding van microvezels tegen te gaan, is het dragen van fleece-truien niet toegestaan. Alle kledinglaagjes zijn dus van wol en katoen. Ook wildplassen, wat toch een natuurlijke aandrang kan zijn tijdens een forse wandeling en klauterpartij, is niet toegestaan. Dit ter voorkoming van een te grote ammoniakuitstoot. Meevallertje – of tegenvaller, het is maar hoe je het bekijkt – is de temperatuur: dat is die van rokjesdag.
Reizen door dit zee-, rots- en ijslandschap maakt dat je je klein voelt. De kilometers dikke ijskap, de grootste ter wereld, bevat 90 procent van al het bevroren water op aarde. Situatie 2019, welteverstaan. IJsbergen of -platen kunnen de omvang hebben van een gemiddelde Nederlandse provincie. De Kluyver, aan boord van een zodiac en uitkijkend op een immens hoge rotswand: ‘Daar dobber ik dan in een rubberen bootje met die eeuwige camera in m’n hand. Ik voel me een passant op deze plek, en ook in de tijd; een levensvorm die even komt kijken maar hier niet thuishoort. Wanneer onze soort is uitgestorven – met de gesmolten ijskappen als onze erfenis – dan zal deze rotswand er nog altijd zijn.’
Niemandsland is ingedeeld zoals De Kluyver dat ook in Het gedroomde Noorden deed. In veertien ‘reisnotities’ deelt hij zijn indrukken van de tocht met de Europa. Die notities worden afgewisseld met evenzovele hoofdstukken waarin hij bijzondere momenten uit het verleden een plek geeft. Daaronder natuurlijk illustere poolreizigers, zoals Ferdinand Magellaan, de ontdekker van de naar hem genoemde ‘Straat’, Roald Amundsen, die in 1911 als eerste de Zuidpool bereikte en Robert Falcon Scott, die daar net te laat arriveerde en tijdens de terugtocht overleed. Maar je komt ook alles te weten over de albatros, de stank van pinguïnpoep, de walvisjacht, en de Luftwaffe die in 1938 in het geheim vanuit vliegtuigen vijfhonderd meterslange ‘dartpijlen’ met daaraan een nazivlaggetje op een nog niet geclaimd stuk pool liet vallen, in een poging zich dat toe te eigenen. Een terugkerende verhaallijn is die van de Japanse poolreiziger Nobu Shirase die – óók in 1911, het was een druk jaar – vol goede bedoelingen maar totaal onvoorbereid voor zijn land en keizer een stuk ijs ging opeisen. Het verhaal van een mislukking, van persoonlijke schande, van een vergeten leven. Dit en nog veel meer maakt van dit boek een genuanceerd geschreven en fascinerend schatkamertje vol Zuidpoolkennis, een waar feestje om te lezen.
De Kluyver houdt van mooie verhalen. Maar verstaat ook de kunst in een kleine anekdote iemands karakter genadeloos neer te zetten. Roald Amundsen, die in 1911 als eerste op de Zuidpool stond, was in zijn minutieuze voorbereiding het tegendeel van zijn Japanse collega. Hij kon dan ook bogen op veel ervaring. Zo koos hij voor Groenlandse sledehonden, waarvan hij er maar liefst honderd bestelde. Zijn expeditieleden namen aan dat hun baas gewoon op zeker wilde spelen, maar ontdekten tijdens de lange en barre tocht dat het om een weldoordachte tactiek ging: vanaf halverwege de sledetocht naar de pool gaf Amundsen af en toe opdracht de minst sterke honden te doden. Die fungeerden dan als voedsel, voor mens én hond, en wat overbleef werdt opgeslagen in kleine voedseldepôts. Voor op de terugweg, wanneer ieders conditie niet meer zo florissant zou zijn. Op zich briljant bedacht, maar het was zwaar om de honden met wie je een band had opgebouwd en die zich uit de naad werkten om de zware sleden te trekken, zomaar af te maken. Maar Amundsen duldde geen tegenspraak. Elf honden keerden levend terug op het basisstation, bij het voor anker liggende expeditieschip Fram.
Na terugkeer in Europa ging de poolheld, zoals al zijn voorgangers, op een goedbetaalde zegetocht. In november 1912 gaf hij een lezing bij de voorname Royal Geographical Society in Londen. Tijdens het feestbanket na afloop stond de president van de Society, lord George Nathanial Curzon, voormalig onderkoning van Brits India, op en bracht een toast uit: ‘Ik zou graag willen dat we in de uiting van onze bewondering ook de geweldige, goed opgevoede en fascinerende honden eren, de ware vriend van de mens, zonder wie kapitein Roald Amundsen de Zuidpool nooit zou hebben bereikt. Ik vraag u om uw instemming duidelijk te maken door middel van een applaus en drie hoeraatjes voor de honden.’ Amundsen zou later in zijn memoires noteren dat hij nog nooit in zijn leven zo beledigd was geweest als tijdens dat diner. Tja, …. minpuntje. Geen dierenvriend.
Adwin de Kluyver / Niemandsland. Een Antarctische ontdekkingsreis / 382 blz / Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum, 2021