Johnny van Doorn (1944-1991) was een van de markantste figuren in de provoscene van de jaren zestig. De letteren waren zijn specialiteit, in geschreven vorm maar ook, en misschien wel vooral, in gesproken vorm. Een voordrachtskunstenaar noem je zo iemand. De tot en met 2012 tweejaarlijks uitgereikte Johnny van Doornprijs voor de gesproken letteren was een eerbetoon aan zijn rol als initiator van het genre. Laureaten waren onder andere Simon Vinkenoog, Bart Chabot en Jules Deelder. Tijdens zo’n optreden kon Van Doorn volledig buiten zichzelf raken. Een van zijn artiestennamen, Johnny the Selfkicker, was dan ook zeer toepasselijk. De verhalenbundel
Langzame wals die ik zojuist van hem las, toont een andere kant van de schrijver. Het is inmiddels 1986 en in de elf verhalen, in lengte variĆ«rend van 1 tot zo’n 25 bladzijden, is hij een keurige getrouwde man en vader van een tienerzoon. Kalmpjes kabbelen zijn dagen voorbij. We hebben het dan ook over de late Van Doorn, de man die er enkele jaren daarvoor niet voor was teruggeschrokken om als zo’n beetje de eerste Nederlandse kunstenaar op te treden in een sterreclame. In zijn geval voor een zoutje van de firma Nibbit. Collega-kunstenaars spraken schande van zo'n knieval voor de commercie, maar voor zijn bekendheid onder brede lagen van de bevolking, en voor de verkoop van zijn boeken, werkte het prima. Zijn gabber Jules Deelder zou zijn voorbeeld enkele jaren later volgen, ook al zo treffend gecast: voor de borrel van Legner.
Maar goed, die verhalenbundel. Van Doorn is zijn wilde haren wat kwijt en krijgt iets ‘aaibaars’. Hij beschrijft alledaagse gebeurtenissen, in Amsterdam, op vakantie met zijn gezin op Terschelling en in Arnhem bij zijn vader. Hij komt oude bekenden tegen, hun geschiedenisjes waaien voorbij en hij filosofeert daar wat over. Hij koketteert met zijn midlife-status en mijmert over de ouderdom. Opvallend vaak is hij op weg naar een kroeg, of loopt daar toevallig langs en kan het aroma van warme vriendschap dat hij daar vermoedt niet weerstaan. Bijna steevast eindigt een verhaal met zijn thuiskomst, waarna zijn vrouw hem naar zijn werkkamer stuurt om zijn belevenissen uit te tikken. Kronieken, noemt hij ze zelf.
Van Doorn bezit de gave om in vrij weinig woorden een stemming op te roepen. Meer dan eens moest ik denken – natuurlijk ook vanwege de kroegen – aan Simon Carmiggelt, ofschoon die compacter schreef. Van Doorn is vooral in de twee langere verhalen in deze bundel op dreef, het titelverhaal waarin hij op bezoek is bij zijn oude vader en het laatste verhaal, dat een eerbetoon is aan zijn overleden moeder. Verhalen vol emotie en mededogen, maar hij houdt het klein. Dat geeft het kracht.
Johnny van Doorn / Langzame wals. Kronieken / 140 blz / De Bezige Bij, 1986