Na dit eerste debacle overkomt dit Tsuneno nog tweemaal. Haar tweede huwelijk duurt vier jaar, haar derde slechts enkele maanden. Beiden keren retourneert haar echtgenoot haar zonder opgave van redenen. Haar familie weet het dan ook niet meer. Na ruim twintig jaar van mislukte relaties is ze dan weer thuis, in een klein dorp in het Japanse achterland. Ver in de dertig, zonder vooruitzichten. En dan besluit ze haar lot in eigen hand te nemen.
In het geheim plant ze een reis naar Edo, de Japanse hoofdstad. Te voet is dat een trip van twee weken, hoog door de bergen want haar dorp ligt afgelegen, in de Alpen van centraal Japan. Ze vraagt een lokale monnik haar te begeleiden, alleen reizen zou voor een vrouw een doodzonde zijn. Maar hij bedriegt haar, waardoor ze in Edo aankomt zonder geld en garderobe. Maar ze heeft zich losgemaakt van haar familie, ze is nu zelf verantwoordelijk voor haar toekomst.
Edo is in 1839 een grote stad. Voor een vrouw van het platteland een geweldige overgang. In Edo zetelt de shogun, de militaire leider van Japan. Binnen enkele decennia na de aankomst van Tsuneno zal het shogunaat worden afgeschaft en zal de keizer, wiens troon in Kyoto staat, de macht weer overnemen en Edo omdopen in Tokyo. Maar voor nu draait alles in Edo nog om de shogun. Zijn dienaren en de tienduizenden samoerai die in zijn dienst zijn vormen het grootste deel van de bevolking. Theaters en andere uitgaansgelegenheden maken het tot een mondaine stad.
Voor Tsuneno, die weliswaar geniet van alle grootsteedse glitter en schijn, ligt een minder florissante toekomst in het verschiet. Met veel moeite lukt het haar een baantje te krijgen als hulp in de huishouding. Dat is onderaan beginnen en hard werken, weinig verdienen en laat in de avond doodmoe neerploffen op een matje in een heel klein gehuurd kamertje. Enkele baantjes later ze ontmoet een man, een al wat oudere samoerai, en trouwt met hem. Maar ook dat is geen garantie voor geluk, zal ze merken.
Amy Stanley, die Japanse geschiedenis doceert aan de Northwestern University in Michigan, stuitte enkele jaren geleden bij toeval op een brief die Tsuneno vanuit Edo aan haar familie schreef. Later bleken er veel meer te zijn, Tsuneno moet gedurende haar verblijf in de hoofdstad met grote regelmaat naar huis hebben geschreven. Haar vader, en later haar oudste broer, bewaarden die brieven zorgvuldig in het familiearchief. Uit die epistels – vrolijke en droevige, informerende en smekende – ontstaat het beeld van een vrouw die tegen de stroom in haar eigen leven wil inrichten, deel wil uitmaken van het leven in een grote stad. Er toe doen, dat is misschien de beste en kortste omschrijving.
Door het leven van Tsuneno te reconstrueren, voor zover dat mogelijk is, schetst Stanley tegelijk een beeld van het leven in Edo. Misschien is die stad ook wel de echte hoofdpersoon van haar verhaal. Tsuneno verdwijnt immers tegen het einde van het boek langzaamaan in de mist van de geschiedenis, en daarmee in de vergetelheid. Korte tijd later, in 1854 dwongen de Verenigde Staten de openstelling van Japan af. De wereld zoals Tsuneno die kende zou verdwijnen. Maar die openstelling en de verdere ontwikkelingen in Japan betekenden dat er voor die stad een grootse toekomst in het verschiet lag.
Amy Stanley / Stranger in the Shogun’s City. A Woman’s Life in Nineteenth Century Japan / 324 blz / Chatto & Windus, 2020