dinsdag 17 november 2020

Alleen

Kate woont in een verlaten huis op het strand. Ze vult haar dagen met wat wandelen, een houtvoorraad voor de winter aanleggen – daartoe sloopt ze beetje voor beetje het buurhuis – en vooral met nadenken. Associatief peinzen is het eerder, haar hoofd openstellen voor herinneringen. De locatie wordt niet gegeven, maar het zou de noordoostkust van de Verenigde Staten kunnen zijn. Kate koos voor deze pleisterplaats nadat ze jaren de wereld had rondgetrokken. Bivakkerend in musea, zich verplaatsend in auto’s waarin ze nog benzine aantrof. Dat rondreizen had een doel: ze was op zoek naar andere mensen. Die vond ze niet, waaruit ze opmaakte dat ze als enige mens op de wereld was achtergebleven. Wat daar de oorzaak van is, lezen we niet. Dieren zijn er trouwens ook niet meer. Wat we lezen is de tekst die Kate op een dag op haar schrijfmachine is gaan tikken. Zonder vooropgezet plan, de tekst volgt haar gedachten.

‘In het begin liet ik soms berichten achter op straat. Er woont iemand in het Louvre, stond er soms. Of in de National Gallery. Dat stond er natuurlijk alleen maar als ik in Parijs of in Londen was. Er woont iemand in het Metropolitan Museum zou er staan als ik nog in New York was. Natuurlijk kwam er niemand. Op het laatst hield ik op met berichten achterlaten.’

David Markson publiceerde Wittgenstein’s Mistress in 1988. Een reeks uitgevers had het manuscript eerder afgewezen omdat ze het een ontoegankelijk boek vonden. Toen het boek eindelijk verscheen, kreeg het al snel een cultstatus. Een boek waarvan iedereen heeft gehoord maar slechts weinigen hebben gelezen. En na ruim dertig jaar is er ook een Nederlandse vertaling.

Is het een ontoegankelijk boek? Nee, eigenlijk niet. Wanneer je gewend bent geraakt aan het ontbreken van een traditionele vertelling, en aan een structuur, neemt de eindeloze stroom aan gedachten en invallen langzaamaan die functies over. De meeste zinnen beginnen op een nieuwe regel, waardoor de tekst een fragmentarisch karakter krijgt, alsof je mededeling na mededeling leest. Dat is waar je doorheen moet, vanaf dan laat je je meeslepen door de dwingende monotonie, en ga je je afvragen wat dit allemaal betekent, waar het toe leidt. Ga je ook patronen zien in de tekst. 

Kate worstelt soms met de taal. Dat is omdat ze met haar gedachten worstelt en dat in haar manier van werken direct zichtbaar wordt in de tekst. Voorbeeld. Ze maakt een opmerking, corrigeert zichzelf even verderop en stelt nog iets later een definitieve versie van de bewering vast. Dit procedé is, zoals Lieke Marsman in een helder nawoord schrijft, ontleent aan de taalfilosoof Ludwig Wittgenstein: ‘Het is een stellige manier van schrijven, die tegelijk ruimte biedt voor verbetering. De ene gedachte vloeit voort uit de vorige en net als Wittgenstein herneemt Kate zich voortdurend om tot een zo precies mogelijke formulering van de feiten te komen.’ Dat verklaart ook de titel van het boek.

Het zal duidelijk zijn dat in dit concept een plot ontbreekt. Ofschoon Kate tegen het einde van haar relaas enkele opmerkingen maakt die ineens je hele beleving van de roman op losse schroeven zetten. Een zo’n opmerking: 

‘De ene manier van alleen zijn verschilt gewoon van de andere manier van alleen zijn, daar kwam het op neer, dat was alles, zou zij uiteindelijk ook concluderen. Waarmee ik wil zeggen dat zelfs als je telefoon het doet, je net zo alleen kunt zijn als wanneer dat niet het geval is.’

Twee soorten van alleen zijn …

Gewoonlijk lees ik graag teksten die ergens op zijn gebaseerd, die handen en voeten hebben, en een heldere structuur. Maar op de een of andere wijze fascineert dit boek mij, ofschoon ik niet kan uitleggen waarom.

David Markson / Wittgensteins minnares / Vertaald uit het Engels door Erik Bindervoet & Robbert-Jan Henkes / Met een nawoord van Lieke Marsman / 285 blz / Uitgeverij Van Oorschot, 2020