maandag 30 november 2020

Dagboek van de pandemie

Ilja Leonard Pfeijffer maakte de coronacrisis mee in zijn woonplaats Genua. Die ligt niet ver van Lombardije, de streek die het hardst van heel Italië werd getroffen. Maar ook in Genua lagen de besmettingscijfers hoog en kwam het dagelijkse leven tot stilstand. De overheidsinstanties, de niet-essentiële winkels en bedrijven, het openbaar vervoer en de bewegingsvrijheid van de inwoners, alles was maar liefst 68 dagen op slot. In quarantaine. Voor de kranten NRC Handelsblad en het Belgische dagblad De Standaard schreef Pfeijffer in die periode een dagelijkse column over zijn belevenissen. Of liever: zijn schaarse belevenissen. Zijn loopjes voor de boodschappen, de strenge controle op straat, de wanhopige winkeliers, de nieuwsberichten, de telefoontjes over het overlijden van vrienden en kennissen. Hij was een toeschouwer geworden, had geen sturing meer over zijn leven, voelde zich machteloos en onrustig. Het schrijven van zijn column bleek een ankerpunt in de dag te zijn, gaf hem wat te doen. Pfeijffer beschrijft wat hij zag, voelde, meemaakte. Als een persoonlijk verslag, niet als een literair werk waaraan hij eindeloos kon schaven. En ook zo, ongewijzigd, zijn ze verschenen in de reeks privé-domein. Persoonlijke indrukken van een pandemie. Een tijdsdocument.

Quarantaine kent een overzichtelijke indeling. De eerste twee stukjes zijn geschreven voor de quarantaine begon, dan volgen 68 verslagjes die Pfeijffer tijdens de quarantaine schreef, waarna veertig teksten de periode bestrijken waarin heel langzaam de normale situatie weer leek terug te keren. De bijgaande spanningsboog kun je je voorstellen.

Pfeijffer en zijn partner Stella bewonen een klein appartement hoog boven de sfeervolle Piazza delle Erbe, het pleintje in het historische hart van Genua waar de schrijver, toen hij nog dronk, een vaste gast was op de terrassen. Vanaf het balkon kunnen ze nu zien hoe van de ene op de andere dag de gasten daar wegblijven, het geroezemoes plaatsmaakt voor een doodse stilte. Ook zijn daar, als in de hele stad, de stalen rolluiken voor de etalages neergelaten. De aanblik is die van een doodse wereld.

Wanneer de eerste verbijstering om wat er plaatsvindt enigszins is geweken, plukt Pfeijffer andere zaken op uit de nieuwsberichten. Die blijken deels niet te verschillen van die bij ons, vaak voortkomend uit de specifieke situatie van mensen of bedrijfjes. Het medische belang tegenover het economische belang. De bestuurders van Milaan die, wanneer de teugels ietsje worden gevierd, hun inwoners welhaast adviseren vooral een luchtje te gaan scheppen aan zee, het relatief veilige kunstgebied van Liguria. Of, voor politici, het spanningsveld tussen enerzijds de bestrijding van de pandemie op 1 zetten en anderzijds het veiligstellen van je kansen bij de eerstvolgende verkiezingen.

Pfeijffer en Stella waren net voor de uitbraak begonnen met de aankoop van een grote kantoorverdieping op een prachtige plek in het centrum, die ze willen laten ombouwen tot een groots appartement. Met dat project al onderweg rollen ze dus de crisis in. De in een normale situatie al omslachtig functionerende Italiaanse bureaucratie zet nu nog een tandje bij, in negatieve zin. En dat gaat dan niet uitsluitend om bouwkundige zaken, maar ook om de hypotheek en de feitelijke aankoop. Een crisis in een crisis.

Pfeijffer lees je niet alleen om de inhoud, maar ook om zijn taalgebruik. Dat laatste is voor een boek als dit natuurlijk niet wezenlijk maar nu en dan, vooral in de ‘dagafsluitingen’, komt het toch om de hoek. Soms twijfelend aan de wereld en het leven, soms met een vleugje onverzettelijkheid: ‘De epidemie ontneemt ons de illusie van onkwetsbare jeugdigheid in ons eeuwigdurende hier en nu en daarom zijn we met man en macht bezig om dat verdomde virus te laten zien wie de baas is op deze planeet’.

Ilja Leonard Pfeijffer /  Quarantaine. Dagboek in tijden van besmetting / 228 blz / privé-domein 313 / De Arbeiderspers, 2020