Ik schrijf al een paar jaar met veel plezier voor mijn weblog. Om dat vooral zo te houden, heb ik één strikte regel: wanneer een boek me tegenvalt, schrijf ik geen bespreking. Dat vind ik zonde van de tijd. Ik ben zo’n goeierd die een boek dat hij begint ook uitleest, al merk ik na vijftig of honderd bladzijden dat het me niet boeit, dat het slecht is geschreven of dat ik het slachtoffer ben van een mediahype rond een prul. Want ik wil dan toch weten hóe slecht het is. Om die situatie te voorkomen zoek ik de boeken die ik lees zorgvuldig uit. Inmiddels heb ik daar zoiets als een antenne voor, dus meestal gaat het goed. Maar vorig jaar overkwam het me toch. Met een boek dat ik vol vertrouwen kocht, ja een boek waarvan ik zelfs opgetogen was dat het verscheen omdat ik had genoten van het vorige boek van de auteur in kwestie. Dat ik de bespreking nu pas schrijf komt omdat ik lang heb moeten peinzen over mijn oordeel.
Het gaat om De zevende functie van taal van Laurent Binet. Zijn vorige boek, Himmlers hersens heten Heydrich, speelt in Praag tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarin beschrijft hij op spectaculaire wijze de moordaanslag op de Duitse commandant Reinhard Heydrich, Himmlers rechterhand. Dat boek was voor mij een overdonderende leeservaring. Vandaar dat ik nu vrolijk fluitend de boekhandel verliet, Binet’s nieuwe in mijn tas.
De zevende functie van taal begint in februari 1980. Roland Barthes, de beroemde Franse filosoof, verlaat het Parijse restaurant waar hij zojuist een lunch heeft genoten met de socialistische presidentskandidaat, François Mitterand. Op een kruispunt in het Quartier Latin wordt hij aangereden door een vrachtwagen en overlijdt korte tijd later in het ziekenhuis. Heeft hij niet uitgekeken bij het oversteken, reed de vrachtwagen door rood of is hier sprake van een moordaanslag? De statuur van Barthes en het feit dat hij kort tevoren een afspraak had met Mitterand zijn voor de politie aanleiding het ongeluk grondig te onderzoeken. Ze zet een commissaris op de zaak, ene Jacques Bayard.
Tot zover lijkt het op het begin van een roman die spannend én ongewoon zou kunnen worden, gelet op de hoofdrolspelers. Bayard duikt in het leven van Barthes en zijn wetenschappelijk entourage. Barthes was een filosoof die zich onder andere bezighield met semiotiek, dat is de studie van (taal)tekens en hun betekenis. Hij blijkt ten tijde van zijn dood een onderzoek te hebben afgerond naar de zevende functie van taal, een code die je kan gebruiken om mensen te overtuigen van je boodschap. Dat is natuurlijk goud waard, voor partijen met goede bedoelingen maar ook voor boeven. Het manuscript waarin Barthes die zevende functie heeft beschreven is evenwel zoek, ontdekt Bayard.
Barthes’ loopbaan nam een vlucht in het intellectuele Parijs van de jaren zestig en zeventig, waarin grootheden als Jean-Paul Sartre, Françoise Sagan en Michel Foucault de koers aangaven. Zij en anderen komen in beeld bij het onderzoek van commissaris Bayard, die zelfs de Franse president Giscard d’Estaing ondervraagt met het oog op eventuele politieke motieven achter de (mogelijke) moordaanslag. Die parade van belangrijke personen is verklaarbaar vanuit het milieu waarin Barthes zich bevond. Maar het heeft ook iets van een name-dropping. Temeer omdat Binet de betekenis ervan voor zijn verhaal niet heel overtuigend schetst. Hij lijkt vooral te kicken op details uit het persoonlijke, en soms ook intieme, leven van enkele van die wetenschappers uit Barthes’ kennissenkring, maar verzuimt die sappige details in te bedden in een geloofwaardige constructie van zijn betoog. De term ‘effectbejag’ komt dan als vanzelf op.
Dat is een bezwaar van inhoudelijke aard. Met de verhaaltechnische kant, en dan vooral de spanningsopbouw, is niets mis. Integendeel, richting de ontknoping komen verschillende lijnen bij elkaar en is er zelfs sprake van een heuse apotheose. Maar ook hier weer met het nodige effectbejag. Het is alsof Binet de vijf jaar waarin hij dit boek schreef ook heeft benut voor het bestuderen van het werk van Dan Brown en Umberto Eco. Naar de laatste, net als Barthes en Foucault een semioticus, wordt door Binet trouwens herhaaldelijk verwezen.
Mijn eindoordeel: onevenwichtig. Het uitgangspunt en de setting zijn een vondst, veel scénes zijn beeldend geschreven en lezen als een trein, maar de inbedding van dit alles in de intellectuele context overtuigt niet. Die context, het milieu waarin Barthes verkeerde, is bij Binet niet meer dan een behangetje op de achtergrond, noodzakelijk voor de couleur locale.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten