Mijn relatie tot het werk van Herman Brusselmans is sterk aan
wisselingen onderhevig. Ooit, in een ver verleden, beschouwde ik hem als mijn literaire halfgod. Die fase heb ik achter mij
gelaten. Er zijn ook jaren geweest dat ik in de boekhandel met een boogje om
zijn boeken heenliep. Dat bleek eveneens een fase. De laatste jaren ben ik weer
verslaafd, maar tegelijk mild kritisch. Soms laat ik me meeslepen, andere keren
zet ik mijn hakken in het zand. Maar als ik dan, zoals enkele weken geleden,
zijn nieuwste boek De fouten op de
toonbank zie liggen en op de omslag al de eerste fout zie – zijn naam
geschreven met maar één s – dan ben ik direct weer verkocht. Geniaal, denk ik
dan. Hoewel het natuurlijk niets voorstelt. Maar juist dat dubbele is
vermoedelijk waarom ik hem steeds blijf lezen.
Ook het uitgangspunt van deze roman is weer zo’n vondst. Een jonge
neerlandicus, Johannes Huyghe, heeft een
biografie van de jonge Brusselmans in voorbereiding. Herman weet de hand te
leggen op het manuscript en merkt dat dit vol staat met fouten. Dus loopt hij
die langs en corrigeert ze, stelt het beeld bij dat Huyghe van hem schetst. Omdat
de boeken van Brusselmans in wezen altijd over hemzelf gaan, is deze opzet
aardig gevonden. Het is weer eens wat anders, zal hij hebben gedacht.
Op welke ‘volstrekt onjuiste’ beweringen van Huyghe reageert
Brusselmans? Een kleine selectie: ‘Herman Brusselmans vond al van jongs af aan
de wereld een uitstekende plaats om in te leven.’ Of ‘Voor een jongen die later
schrijver zou worden las Herman Brusselmans niet veel.’ En deze is ook aardig:
‘Herman Brusselmans richtte een symfonisch orkest op.’ Een dwaze: ‘Herman
Brusselmans verzamelde kroonkurken en verkocht op een bepaald moment heel z’n
collectie op de markt van Moerzeke aan een man met een kunstaars.’ En deze lijkt
zelfs geloofwaardig: ‘Op een dag sloegen de stoppen bij Herman Brusselmans
door.’ Het zijn uitspraken die in de ogen van Brusselmans de plank volledig
misslaan. Die hij als beledigend ervaart. Die hij dan ook op zijn geheel eigen
wijze ontkracht.
Ik kan niet aan de verleiding weerstaan een voorbeeld van zo’n
weerlegging te geven. De bewering van Huyghe luidt in dit geval ‘Herman
Brusselmans werd ontmaagd door Cindy van de koekjesfabriek.’ Brusselmans begint
zijn reactie met ‘Ik denk dat Huyghe bedoelt: Nancy van de bandenfabriek. Die
heeft me niet ontmaagd. En Cindy van de koekjesfabriek, die wel degelijk bestond,
heeft me evenmin ontmaagd. Op Nancy was ik verliefd, op Cindy niet, al kwam ik
Cindy meer tegen dan ik Nancy ontmoette.’ En zo gaat het nog enkele bladzijden
door. Ter sprake komen flitskoeken die meisjes uit hun onderbroek halen,
zweertjes op een kut, puisten op een voorhoofd en het twee uur lang tellen van
mee-eters. Om te eindigen met: ‘Wie mij, in plaats van Nancy van de
bandenfabriek of Cindy van de koekjesfabriek, echt heeft ontmaagd, zal later
geopenbaard worden.’ Geestig, denk ik dan, maar wel voor de liefhebber.
Zoals vaker bij Brusselmans leidt deze spitsvondige ongein toch echt
naar een afronding in de vorm van een min of meer serieuze zelfreflectie. In
afwachting van een ontmoeting met zijn biograaf laat Brusselmans zijn gedachten
de vrije loop: over eenzaamheid, over het ongecontroleerd janken bij het beeld
van een op het strand aangespoeld jongetje van drie, over ‘lamlendige
zaterdagen die ook tot ons bestaan onder de hemelen horen’, over zijn
schrijverschap, over het niet hebben van seks met Phoebe, met Alathea en met
Jet Steinz, die hem komt interviewen. Op deze momenten lees ik voor mijn gevoel
de ware Brusselmans, ben ik het roerend eens met het statement dat hij al sinds
tijden op het achterplat van zijn boeken laat zetten: ‘Hij wordt zowel verguisd
als verafgood. Hij is een zeer belangrijk schrijver.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten