Fjodor Michajlovitsj Dostojevski was nog geen dertig jaar oud toen hij in
1849 werd veroordeeld tot de dood door de kogel. Zijn vergrijp bestond eruit
dat hij in gezelschap een brief had voorgelezen van een criticus aan de
schrijver Gogol. Het gezelschap in kwestie was een groep radicalen rond de
socialist Petrasjevski die door de geheime dienst in de gaten werd gehouden, de
brief bevatte kritiek op het gezag en de kerk in Rusland. In het voorjaar van
1849 werd hij daarom samen met andere
leden van de groep gearresteerd en opgesloten in de Petrus-en-Paulusvesting in
Sint-Petersburg. Na maandenlang te zijn verhoord werden vijftien mannen,
waaronder Dostojevski, ter dood veroordeeld. In de vroege ochtend van 22
december werden ze in koetsen dwars door het winterse Sint-Petersburg naar het
executieterrein gereden. Terwijl de eerste drie mannen al aan palen waren
vastgebonden en het vuurpeloton aanlegde, arriveerde een koerier met het
bericht dat de tsaar de groep gratie verleende.
Het Rusland van Tsaar Nicolaas I, die op de troon zat van 1825 tot 1855,
was in politiek opzicht onrustig. Hij regeerde daarom met harde hand en stond
geen liberale ideeën, laat staan ontwikkelingen, toe. Na de grotere en kleinere revoluties die in 1848 in Europa
ontstonden werd dat beleid nog strenger. Fjodor Dostojevski werd er het
slachtoffer van. Hij ontliep weliswaar het vuurpeloton – men denkt tegenwoordig
dat de tsaar met opzet een schijnexecutie liet ensceneren om de mannen angst aan te
jagen - maar kreeg als vervangende straf vier jaar dwangarbeid in Siberië
opgelegd, gevolgd door gedwongen inlijving in het leger.
Een van de getuigen van de afgebroken executie is Alexander von
Wrangel, een zeventienjarige scholier. Vijf jaar later ontmoeten hij en
Dostojevski elkaar in Semipalatinsk, een kleine provincieplaats in het
zuidwesten van Siberië. Alexander is daar benoemd tot officier van justitie,
Dostojevski is net vrijgelaten uit het strafkamp en is als soldaat in het
plaatsje gelegerd. Tussen beide mannen ontstaat een vriendschap. Alexander is
belezen, bewondert het vroege werk van Dostojevski en spoort hem aan zijn pen
weer op te pakken. Dostojevski van zijn kant geniet van het contact met zijn
twaalf jaar jongere, enthousiaste vriend. Een vriend die hem ook financieel
steunt, omdat hij als gedwongen soldaat geen soldij ontvangt.
Het zuidwesten van Siberië is een qua natuur prachtige, maar
geografisch zeer afgelegen streek. Een reis naar de bewoonde wereld – Moskou,
Sint-Petersburg – neemt weken in beslag. Nieuws is oud wanneer het arriveert. Semipalatinsk
is in de zomer heet en stoffig. Het sociale leven staat er op een heel laag
pitje. Om de ongemakken en de verveling te ontvluchten huurt Alexander een datsja
met een grote tuin erbij. Daar, in de Kozakkentuin, brengen de mannen lange
dagen met elkaar door: ‘Na het frisse bad installeerden we ons op het terras om
thee te drinken of het middagmaal te gebruiken. We lazen de kranten, rookten
pijp, haalden herinneringen op aan onze verwanten en dierbare personen,
droomden over Petersburg en foeterden op Europa’. Om zich nog enigszins omringd
te voelen door beschaving, beplanten ze de tuin met de mooiste bloemen. Langzaamaan
begint Dostojevski de herinneringen aan zijn jaren van dwangarbeid te
verwerken. Op advies van Alexander probeert hij erover te schrijven. Het zou Aantekeningen uit het dodenhuis worden.
Dostojevski wist niet wanneer zijn soldatenbestaan zou eindigen. Ook
wist hij niet, ofschoon hij wel weer ging schrijven, wanneer hij weer zou mogen
publiceren. Zou het daarom zijn dat hij gegrepen werd door de liefde? Zodra hij
Maria Dmitrijevna Isajeva zag was hij verkocht. Alexander omschrijft haar als
‘een tamelijk knappe brunette’. Voor Dostojevski is ze ‘onweerstaanbaar
aantrekkelijk, welbespraakt als een actrice, galant, verfijnd, maar ook fel,
onstuimig’. Ze was zijn droomvrouw. Dat ze was getrouwd met een ziekelijke,
drankzuchtige en mislukte onderwijzer, vormde in de ogen van Dostojevski geen
onoverkomelijk probleem. Ze was in zijn ogen ook - en wellicht vooral - een
deel van zijn leven waarop hij wél vat zou kunnen hebben. De mannen krijgen er
veel mee te stellen.
Jan Brokken heeft zich voor De Kozakkentuin gebaseerd op biografieën
van Dostojevski, maar kon ook gebruik maken van ongepubliceerd materiaal dat
nazaten van Alexander von Wrangel hem ter beschikking stelden. Hij is in zijn
eigen woorden ‘in de huid van Alexander Jegorovitsj von Wrangel zu Ludenhof
gekropen om dichter bij de kern van dit waargebeurde verhaal te komen’. Die
informatie uit de eerste hand én het vermogen van Brokken om uiterst beeldend
een voorbije wereld tot leven te brengen maken het verhaal zeer overtuigend. Het leest als een
roman, maar is tegelijk grotendeels een op bronnen gebaseerde biografie.
De jaren in Siberië zullen achteraf voor beide mannen bepalend blijken
te zijn geweest. Dostojevski legt er de basis voor zijn verdere schrijverschap,
Alexander wordt er volwassen. Dat Dostojevski’s gedwongen soldatenbestaan in 1856 wordt opgeheven en hij enkele jaren later ook weer mag publiceren is deels te danken aan het beleid van een nieuwe tsaar, deels aan Alexanders inspanningen aan het hof in Sint-Petersburg.
Dat ze daarna ieder huns weegs gaan is vanzelfsprekend. Dostojevski wordt een wereldberoemde schrijver, Alexander een hoge ambtenaar en diplomaat. Twee mannen van de wereld, die in de afzondering van Siberië gedurende enkele jaren een bijzondere relatie hadden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten