Over Adolf Hitler maak je geen grappen. Daarvoor is de persoon te weerzinwekkend en zijn de gebeurtenissen te afschuwelijk. Ik denk dat vrijwel iedereen het daar mee eens is. Maar wat moet je dan met het boek Er ist wieder da van de Duitse historicus en journalist Timur Vermes? Daarin laat Vermes Hitler in augustus 2011 wakker worden in het centrum van Berlijn. In het Duitsland dat inmiddels een sleutelrol speelt in een vreedzaam samenlevend Europa. Maar ook een Duitsland waarin ondanks de algemene welvaart en de politieke stabiliteit tal van 'misstanden' voorkomen. Misstanden in de ogen van Hitler, wel te verstaan. Vermes geeft zijn Hitler vervolgens een platform, zodat hij zich op de van hem bekende wijze tot het volk kan richten om die misstanden aan de kaak te stellen en zijn oplossingen te presenteren. Met onverwachte gevolgen. Om het maar gelijk te bekennen: ik vind het een ongelooflijk geestig boek.
Adolf Hitler ontwaakt in Berlijn op een braakliggend terreintje, gekleed in een besmeurd uniform. Omdat hij niet weet waar hij is - hij herkent de omgeving niet - wandelt hij wat rond rond. Bij een tijdschriftenkiosk raakt hij aan de praat met de verkoper, die gefascineerd is door Hitlers verschijning. Hitler krijgt van hem wat te eten en hij mag ook, omdat hij geen huis heeft, voorlopig overnachten in de kiosk. De eerste dagen leest hij, vaak vol verbijstering, de overvloed aan kranten en tijdschriften door. Hij heeft al snel door dat het 2011 is en dat geen van zijn oude makkers meer in leven is. Dat is jammer, want hij had Joseph Goebbels graag willen vertellen hoe slim ze bij Bild-Zeitung de massamanipulatie aanpakken. En ook de Nazipartij bestaat niet meer. Dat Duitsland nu wordt geregeerd door een 'Kanzlerfrau' is maar een van de dingen waarover hij zich verbaast.
De kioskhouder is ervan overtuigd dat 'Hitler' een look-alike is, maar dan wel een bijzonder overtuigende. Niet alleen lijkt hij als twee druppels water op de echte Hitler, maar ook spreekt hij precies als de Führer, zeker wanneer hij zich opwindt over iets en daar onomwonden zijn mening over geeft. Hij stelt Hitler dan ook voor aan een van zijn klanten, een producer van een commerciële omroep. Deze valt direct voor Hitlers optreden, ziet de potentie ervan en geeft hem een rubriek in een populaire televisieshow. Dat is het begin van een razendsnelle carrière. Hitler krijgt al snel zijn eigen show en houdt miljoenen Duitsers wekelijks aan de buis gekluisterd. Er is ontzag voor zijn geweldige historische inlevingsvermogen. Op iedere vraag over vroeger geeft Hitler een antwoord als was hij inderdaad de Führer. Ook de oplossingen die hij voorstelt voor de problemen en uitwassen in het huidige Duitsland ademen de kracht, de eenvoud en het resolute van de opvattingen van de Nazipartij uit de jaren dertig.
Wat maakt dit boek nu zo geslaagd? Voor mij is dat vooral het uitgangspunt dat Vermes heeft gekozen: Hitler blijft in alle omstandigheden volkomen - of bijna volkomen - zichzelf. Zoals je hem kent van de filmbeelden en uit de geschiedenisboeken. Het boek is dan ook geen satire, of persiflage, op Hitler. Om terug te grijpen op de eerste zin van mijn stukje: hij is in dit boek niet het onderwerp van grappen. Door Hitler volstrekt authentiek te laten handelen en spreken ontleed Vermes vooral het gedrag van de personen die met hem in aanraking komen. Dat zijn zowel de televisieproducer die bereid is voor goede kijkcijfers de grenzen van de goede smaak te overschrijden als de talloze kijkers die Hitler een geweldige look-alike vinden die daarbij nog eens meningen verkondigt die zo gek nog niet zijn ....
Wanneer iemand als Hitler de moderne wereld ontdekt en vervolgens gebruik gaat maken van dingen die wij heel gewoon vinden, leidt dat soms tot komische situaties. Een mooi voorbeeld daarvan is zijn website. Zodra zijn populariteit stijgt wil hij natuurlijk een eigen site hebben. Helaas blijkt het in Duitsland verboden te zijn de naam Adolf Hitler daarvoor te gebruiken. Na enig overleg kiest hij dan 'Führerhauptquartier'. Een ander hoogtepunt is zijn bezoek, met een filmploeg, aan het kantoor van de Duitse extreemrechtse politieke partij. Hitler heeft de fractievoorzitter daarvan op televisie horen spreken en hij is van mening dat de man wel wat advies kan gebruiken. De eerste teleurstelling is dat het kantoor van de partij, die hij toch als zijn 'erfgenaam' ziet, zich blijkt te bevinden in een achterbuurt. Wanneer hij vervolgens aanbelt wordt de deur geopend door een puisterige puber in een vies t-shirt. Dus stormt de Führer naar binnen om hoogstpersoonlijk orde op zaken te stellen. Gevolgd door de cameraploeg. Wat dan volgt is onbeschrijfelijk. Ik gleed lachend van mijn stoel.
Bij dit onderwerp kun je als auteur gemakkelijk de fout ingaan. Maar Vermes kiest heel zorgvuldig zijn woorden. Soms balanceert hij daarbij op het randje. Een vraag over de Jodenvervolging, de Duitse nationale schaamte, ontwijkt Hitler met de woorden 'Het thema Joden is niet grappig'. Op zich al, uit zijn mond, een uitspraak met een dubbele betekenis.
Wat ik tot slot bewonder in de auteur Vermes is de wijze waarop hij Hitlers hedendaagse redevoeringen weergeeft. Wanneer de Führer in zijn televisieshow aan het woord is komt dat angstaanjagend dicht bij de beelden die we allemaal kennen van zijn toespraken tijdens partijbijeenkomsten van de Nazi's in Neurenberg en München: Korte zinnen, staccato, gebrul en dramatische stiltes. Maar dan gaat het ditmaal over nu, over actuele onderwerpen, over het huidige Duitsland. En trekt hij ook daarmee een miljoenenpubliek. Het zou zo weer kunnen gebeuren, lijkt Vermes te willen zeggen.
dinsdag 31 december 2013
donderdag 26 december 2013
De vijver is een oceaan
Die jongen van toen is aan het begin van het verhaal een niet bij naam genoemde man van veertig. Wanneer hij voor een begrafenis in de buurt van zijn ouderlijk huis is, bezoekt hij de plek waar zijn avontuur zich afspeelde. Dat is een cottage op het platteland van Sussex, Engeland, ongeveer een half uur lopen van zijn ouderlijk huis. Dat bezoek brengt bij de man een stroom herinneringen op gang. Zo komt weer bovendrijven dat één enkel incident, de zelfmoord van een mijnwerker die in het ouderlijk huis van de jongen een kamer huurde, alles in gang zette. De jongen vond de dode huurder tijdens een wandeling, opgesloten in de met uitlaatgassen gevulde auto van zijn vader. Kort na dit incident volgt een heftige reactie van de natuur, in gang gebracht door een boze heks en gericht tegen de jongen. Deze slaat op de vlucht en vindt, laat in de avond, een schuilplaats in de cottage van de drie vrouwen. De oudste daarvan, oude mevrouw Hempstock, beweert zo oud te zijn dat ze de Big Bang heeft meegemaakt. Haar dochter en elfjarige kleindochter, Ginnie en Lettie, komen de jongen met hun toverkunsten te hulp. Maar ondanks hun inspanningen weet de boze heks met haar enorme krachten steeds verder in het leven van de jongen door te dringen en zelfs zijn ouders onder haar invloed te brengen. De dames Hempstock zien uiteindelijk nog maar één uitweg. Een onorthodoxe, waarbij de eendenvijver annex oceaan aan het einde van het pad een cruciale rol speelt. Een oplossing ook waarbij iemand zich moet opofferen .....
Gaiman heeft een prachtig verhaal geschreven. De manier waarop de man terugkijkt op de gebeurtenissen en zijn verwerking ervan als volwassene geeft het verhaal een interessante gelaagdheid. Het boek zit vol met mooie beelden, onverwachte plotwendingen en het is bovendien heel spannend. Ik denk dat dit laatste vooral wordt veroorzaakt doordat de jongen zijn fantastische avontuur in zijn eentje beleeft, zonder dat zijn ouders iets doorhebben. Hij mag dan als metgezellen de zonderlinge dames Hempstock hebben, maar die beschikken net als de boze heks over bovennatuurlijke krachten en zijn dus onsterfelijk. De jongen loopt daarentegen wel het risico bij een slechte afloop zijn leven te verliezen. Dat de jongen er in dit opzicht alleen voor staat, benadrukt Gaiman door het motto dat hij aan het boek meegeeft. Dit is een uitspraak van Maurice Sendak, de bekende Amerikaanse illustrator van kinderboeken: 'I remember my own childhood vividly ..... I knew terrible things. But I knew I mustn't let adults know I knew. It could scare them.'
Neil Gaiman is een schrijver die opmerkelijk veel verschillende genres beoefent. Naast romans en verhalen schreef hij poëzie, songteksten, een televisieserie voor de BBC en graphic novels. Ik las niet eerder iets van hem, maar ik begrijp uit beschrijvingen van zijn oeuvre dat het thema van de hoofdpersoon die in een 'andere' wereld terechtkomt vaker door hem is gebruikt. In het hier besproken boek refereert hij daaraan door enkele malen te verwijzen naar Alice in Wonderland, het klassieke voorbeeld van dit thema. Wat beide boeken ook gemeen hebben is dat ze door een brede leeftijdsgroep kunnen worden gelezen. Waar 'Alice' in de eerste plaats als kinderboek is bedoeld maar ook voor volwassenen kostelijke literatuur is, daar is 'De oceaan' een boek voor volwassenen dat ook door kinderen vanaf een jaar of twaalf goed kan worden gelezen én spannend zal worden gevonden. Ik vind het dan ook opmerkelijk dat het in de boekhandel alleen bij de volwassenen ligt en dat de uitgever het uitsluitend als zodanig promoot. Dat is ook jammer, want dit boek verdient veel lezers.
zaterdag 21 december 2013
Een verleidelijk gevaar
Enkele jaren geleden bezocht ik voor het eerst het nieuwe gebouw van het J. Paul Getty Museum. Dat ligt aan de rand van Los Angeles, op de top van een heuvel. Het door Richard Meier ontworpen complex bestaat uit meerdere gebouwen en is uitgevoerd in de mooiste soorten wit marmer en zandkleurig natuursteen. Het mocht wat kosten, dat zag je direct. Na een uurtje kunst kijken kwam ik steeds als vanzelf weer op die mooie schaduwrijke pleintjes tussen de gebouwen terecht, voor een heerlijke espresso en het spectaculaire uitzicht. Diep beneden me speelde zich het drukke dagelijkse leven af, dat zag ik maar ik hoorde het niet. Hier boven op de heuvel heerste, onder een stralend blauwe hemel, een weldadige rust. Ik vond het fantastisch. De volgende dag ging ik gewoon wéér naar het museum. Voor de kunst, maar misschien nog meer omdat ik me er super prettig voelde. Pas na drie dagen kon ik de discipline opbrengen om andere bezienswaardigheden te gaan bekijken.
Mae Holland, de hoofdpersoon in Dave Eggers nieuwe roman The Circle, heeft precies zo'n zelfde ervaring wanneer ze gaat werken voor het gelijknamige bedrijf. Mae, midden twintig, heeft dan net anderhalf jaar als administratief medewerkster bij een rommelig georganiseerd nutsbedrijf in de provincie achter de rug. Voor haar gevoel belandt ze met haar nieuwe baan van de hel regelrecht in de hemel. The Circle is gevestigd op een nieuw gebouwde campus in de buurt van San Francisco. Alles is mooi op dit uitgestrekte terrein: de aanleg, de volledig glazen - transparantie vóór alles - gebouwen, de werkplekken, de gratis restaurants en alle overige personeelsvoorzieningen. De meeste van de ruim tienduizend medewerkers zijn jong. En ze zijn allemaal begeesterd door de filosofie van The Circle: de mogelijkheden van de digitale techniek benutten om de leefbaarheid van de wereld te verbeteren. Of liever, om er een ideale wereld van te maken. Een digitale wereld. De technologie die het bedrijf groot en schatrijk heeft gemaakt heet TruYou. Via een TruYou account kun je alles regelen, het maakt al je overige accounts overbodig. Veel consumenten die in de wirwar van accounts en wachtwoorden de weg dreigen kwijt te raken stappen over op dit ene, heel overzichtelijke systeem.
Mae heeft de baan gekregen op voorspraak van haar schoolvriendin Annie, die binnen het bedrijf een toppositie bekleedt als lid van The Gang of 40. Ze begint op de afdeling Customer Experience, waar ze vragen van zakelijke klanten moet afhandelen. Dat doet ze met verve. Door het verwerken van honderden verzoeken per dag en een tevredenheidswaardering door de klant van bijna 100 valt ze al snel op bij haar meerderen. Ook streeft ze naar een hoge Participation Rank binnen de organisatie door via de social media zoveel mogelijk te delen met haar collega's en aan zoveel mogelijk van de talrijke social events na werktijd deel te nemen. Haar uitgesproken enthousiasme voor de filosofie van het bedrijf leidt er uiteindelijk ook toe dat zij, om een kleine misstap goed te maken, akkoord gaat met het uitvoeren van een experiment. Ze zal als eerste werknemer van The Circle een kleine camera en een microfoon op haar borst dragen, zodat al haar volgers 24/7 kunnen meemaken wat zij doet en wie zij spreekt.Vanuit de deels door haarzelf geformuleerde slogans SHARING IS CARING, PRIVACY IS THEFT en SECRETS ARE LIES. Zij groeit uit tot een boegbeeld van de organisatie. Met op spannende momenten miljoenen volgers die met haar meekijken en reageren op wat ze zien en horen. Via haar polscomputer - iWatch? - krijgt Mae die reacties met duizenden tegelijk binnen.
Eggers' beschrijving van de werkwijze van The Circle is een genot om te lezen. Het boek zit vol met verrassende, verbazingwekkende vondsten, vaak behoorlijk 'over the top'. Hij hoefde het meeste niet zelf te verzinnen, de voorbeelden lagen voor het oprapen. Het is alsof hij gelijke delen Google, Facebook en Apple door elkaar heeft gemengd en het geheel afmaakt met een snufje Twitter. Waarna hij er een turbo aan hangt en het verhaal de toekomst in stuurt. De mate waarin het The Circle lukt om greep te krijgen op mensen, hun levens en hun geschiedenis lijkt soms overdreven, niet realistisch. Maar wanneer je denkt aan de recente onthullingen rondom de NSA en het ontwikkelen van supercomputers om beveiligingssystemen gemakkelijker te kunnen omzeilen is dat een werkelijkheid die niet ver is verwijderd van het scenario dat Eggers schetst. En ook ons eigen gedrag is niet foutloos. Want wie wordt niet hebberig van weer een mooiere iPhone of een nog geavanceerder mobieltje van een ander merk. Dat schaffen we dan aan en daarmee ook al de handige functies die daarop zitten. Waarmee we nog vaker en nog openlijker het internet opgaan, met steeds persoonlijker informatie en daardoor onszelf steeds kwetsbaarder maken. En waarom doen we dat? Omdat het zo verleidelijk is om die mooie apparaten te bezitten, omdat die handige functie's je leven zo veel aangenamer maken.
Ook Mae is zo. Wanneer ze aan het begin van het boek de campus van The Circle ziet denkt ze: 'My God. It's heaven'. En vanaf dan beschouwt ze iedere uitvinding, elke slimme technologische toepassing als een zegen voor de mensheid. Een beetje naïef als ze is, ziet ze eerst niet welke gevaren er kleven aan de groeiende greep van het bedrijf op allerlei onderdelen van het maatschappelijk verkeer. Maar ze is een aandoenlijk personage, als lezer voelde ik lang met haar mee. Zelfs toen Eggers langzaamaan tegenstemmen introduceerde, personages die op een soms verrassende wijze de keerzijde van de ontwikkelingen verwoordden. Ik verkeerde toch wel in tweestrijd. Want dat is, naast het meeslepende en soms uiterst spannende verhaal, het mooie van dit boek: het zet je aan het denken.
Ook Mae is zo. Wanneer ze aan het begin van het boek de campus van The Circle ziet denkt ze: 'My God. It's heaven'. En vanaf dan beschouwt ze iedere uitvinding, elke slimme technologische toepassing als een zegen voor de mensheid. Een beetje naïef als ze is, ziet ze eerst niet welke gevaren er kleven aan de groeiende greep van het bedrijf op allerlei onderdelen van het maatschappelijk verkeer. Maar ze is een aandoenlijk personage, als lezer voelde ik lang met haar mee. Zelfs toen Eggers langzaamaan tegenstemmen introduceerde, personages die op een soms verrassende wijze de keerzijde van de ontwikkelingen verwoordden. Ik verkeerde toch wel in tweestrijd. Want dat is, naast het meeslepende en soms uiterst spannende verhaal, het mooie van dit boek: het zet je aan het denken.
zondag 15 december 2013
Mislukkingskunstenaar
De uitgever Geert van Oorschot vond het prachtig wanneer er naar aanleiding van een van zijn uitgaven een rel ontstond. Dat overkwam hem omstreeks 1950 ook met twee romans van Willem Frederik Hermans, De tranen der acacia's en Ik heb altijd gelijk. Bij deze laatste roman, die een uit Nederlands-Indië teruggekeerde militair als hoofdpersoon heeft, reageerde een deel van de pers al verontwaardigd naar aanleiding van een voorpublicatie van het boek in het literaire tijdschrift Podium, zodat Van Oorschot de heftig negatieve perscitaten mooi kon gebruiken in een brochure voor het boek. Toen de Nederlandse Staat vervolgens ook nog een rechtszaak tegen Hermans aanspande vanwege vermeende 'belediging van het katholieke volksdeel' in dit boek kon Van Oorschot zijn geluk niet op. Het boek werd dan ook goed verkocht en binnen korte tijd herdrukt.
Het is opmerkelijk dat ook de verschijning van het eerste deel van de biografie van Hermans, geschreven door Willem Otterspeer, van een relletje vergezeld ging. Op de opiniepagina van de Volkskrant trok Max Pam, nog vóór de presentatie van het boek, ten strijde tegen de aanpak van Otterspeer. Hij ging als een dolle tekeer en haalde daardoor vanzelfsprekend breed de overige media. Waar ging het Pam om? Zijn belangrijkste verwijt was dat Otterspeer zich niet had gehouden aan zijn opdracht een intellectuele biografie te schijven. Dus een biografie waarin het oeuvre en de denkwereld van Hermans centraal staan. Als dat de opdracht was, dan klopt dat verwijt wel. Want De mislukkingskunstenaar is een biografie geworden waarin leven en werk met elkaar zijn verweven. Tot beter begrip van beide. Vervolgens deed Pam de biografie af als volstrekt mislukt en bovendien onbegrijpelijk voor de algemene lezer. En daar vliegt hij uit de bocht, want dat is beslist niet het geval. De mislukkingskunstenaar is een geslaagde biografie waarin de jeugd van Hermans en zijn eerste jaren als schrijver uitvoerig, met passie én begrijpelijk worden neergezet. Pam noemt zijn rammelende stuk zelf 'geen recensie'. Wat het dan wel is zegt hij niet. Maar het staat op de opiniepagina van de Volkskrant, dus zou het met betrekking tot argumentatie en bewijsvoering aan een redelijke standaard moeten voldoen. Dat doet het jammer genoeg niet.
Willem Frederik Hermans was uitgesproken in zijn opvattingen. Of het nu ging om het halen van zijn gelijk in de affaire Weinreb - waarin hij uiteindelijk het gelijk aan zijn kant bleek te hebben -, of om het gedoe rondom zijn aanstelling aan de Rijksuniversiteit Groningen (lees Onder professoren), of om de berichten die hij in de jaren zeventig als Age Bijkaart vanuit zijn nieuwe woonplaats Parijs naar het vaderland stuurde, hij was en bleef zichzelf. Indien nodig, bij weerwoord, koos hij het liefst de frontale aanval. Van de polemieken die daaruit volgden is hij wellicht nog bekender dan om zijn boeken. Het eerste deel van de biografie eindigt in 1952, dus bovengenoemde kwesties spelen allemaal veel later, maar in Otterspeers beschrijving van de ontwikkeling van de jonge Hermans komt het allemaal al voor: het kiezen voor de aanval in een discussie; het hartstochtelijk en onvoorwaardelijk kiezen voor de literatuur als levensvervulling en het overtuigd zijn van je eigen gelijk, een houding die Hermans tijdens zijn adolescentie heeft ontwikkeld.
Hermans werd geboren in een kleinburgerlijk gezin. Zijn vader was onderwijzer én vertoonde de kenmerken van een control freak. In huize Hermans verliep alles zoals híj het voorschreef. Dit veroorzaakte een continue druk, de sfeer was vaak om te snijden. Desondanks is het zijn vader geweest die Willem Frederik aanmoedigde een universitaire opleiding te volgen en die hem zelfs, na de oorlog, met een financiële bonus probeerde te verleiden zijn studie in de fysische geologie af te ronden. Otterspeer beschrijft mooi hoe Hermans zijn zuster Corry, die in de meidagen van 1940 met haar minnaar zelfmoord pleegde, in zijn oeuvre op wezenlijke momenten een rol geeft. Hermans houdt zich tijdens de oorlog gedeisd. Hij probeert zo goed en kwaad als dat kan zijn studie voort te zetten. Wanneer dat onmogelijk wordt, besteed hij zijn tijd aan lezen én aan het schrijven van zijn eerste verhalen en zijn novelle Conserve.
Hermans' eerste hoogtijdagen als schrijver volgen direct na de oorlog. In het bevrijde Nederland zijn eind jaren veertig zo'n dertig (!) literaire tijdschriften actief. Daarvan is Criterium, waarvan hij ook een van de redacteuren is, voor hem het belangrijkst, gevolgd door Podium en Literair Paspoort. Voor die tijdschriften, maar ook voor Het Parool, Vrij Nederland en andere bladen, schrijft hij talrijke beschouwingen en boekbesprekingen. Zijn uitgangspunt blijft dat literatuur een levensvervulling dient te zijn. Hij legt de lat hoog, voor zichzelf én voor anderen. Een slechte roman, verhalenbundel of dichtbundel beschouwt hij als criticus als 'een persoonlijke belediging'. Zijn vernietigende kritieken zijn meedogenloos en zonder enige gêne neergepend. Menig boek wordt door hem vermorzeld. Het moet voor de auteur in kwestie dan een schrale troost zijn dat dit gebeurt in een superieure stijl. Maar als hij een boek waardeert, dan prijst hij het de hemel in. Deze compromisloze houding én zijn zorgvuldige maar snoeiharde besprekingen bezorgen hem in korte tijd een vooraanstaande positie als criticus.
Eind jaren veertig, begin jaren vijftig bewijst Hermans zich definitief als schrijver met korte verhalen en de romans Conserve, De tranen der acacia's en Ik heb altijd gelijk. Ook hierin weer een compromisloze houding, zowel in stijl als in behandeling van de onderwerpen. Ondanks zijn vooraanstaande positie als jonge, veelbelovende schrijver, blijkt het niet mogelijk van de pen te leven. Hij doet daarom verwoede pogingen om een 'echte' baan te bemachtigen op basis van zijn doctoraal examen in de fysische geografie. Dat zal hem uiteindelijk lukken aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Maar in deze jaren omstreeks 1950 ontstaan ook twee diepgravende, onthullende geschreven 'portretten' van hem. Het eerste, getiteld Decoratie voor een eerzuchtige, is van de hand van de dichter Jan Emmens. Hermans weet publicatie daarvan te voorkomen. Het andere portret, met de titel De gruwelkamer van W.F. Hermans of Ik moet altijd gelijk hebben is van zijn vriend Adriaan Morriën en verscheen in 1955. Beide auteurs dringen door tot de kern van Hermans' karakter. Morriën ziet hem als 'een man van grote gevoeligheid', die vanwege zijn behoefte aan bescherming schuilgaat achter zijn 'weermiddelen'. Of, zoals Morriën het verwoordt: 'Zijn haat is een gedisciplineerde haat, zijn wrok een georganiseerde wrok, een wild beest dat hij in zichzelf houdt opgesloten en dat hij loslaat zodra hij zich bedreigd voelt. En bedreigd wordt hij voortdurend, omdat hij zich miskend voelt, omdat de samenleving hem niet beloont voor wat hij is.' Dat gevoel van niet erkend te te worden werd een levenshouding voor Hermans. Bij zijn dood in 1995 blikte het Historisch Nieuwsblad nog eens terug op de affaire Weinreb. De veelbetekenende titel van het stuk luidde 'Altijd gelijk maar eeuwig verongelijkt'. Dat aspect van nooit helemaal tevreden kunnen zijn met een bevredigend resultaat komt tot uiting in de door Otterspeer gekozen titel van de biografie, De mislukkingskunstenaar. In een brief schrijft Hermans: 'Veel mensen begrijpen niet dat mijn kinderachtigheid vooral bestaat uit een begeerte naar "alles", in vergelijking waarmee het "bijna alles" waardeloos wordt.'
Otterspeer heeft aangekondigd dat het tweede deel van deze biografie in 2014 zal verschijnen. Pas dan zullen alle lijntjes bij elkaar komen en is een eindoordeel te vellen. Maar in het eerste deel van zijn biografie heeft hij helder en overtuigend een ontwikkelend schrijverschap neergezet. En bovendien Hermans geschetst als persoon zoals ik, een 'gemiddeld' Hermans-lezer, hem nog niet kende. De hoofdstukken over de literaire tijdschriften in de periode 1945-1950 zijn zeer informatief en soms heel vermakelijk. En de passages over Hermans in het buitenland - Brussel, Parijs, Canada, Spanje - laten een man zien die pas buiten Nederland lijkt op te leven. Een grote schrijver in een (te) klein land.
Het is opmerkelijk dat ook de verschijning van het eerste deel van de biografie van Hermans, geschreven door Willem Otterspeer, van een relletje vergezeld ging. Op de opiniepagina van de Volkskrant trok Max Pam, nog vóór de presentatie van het boek, ten strijde tegen de aanpak van Otterspeer. Hij ging als een dolle tekeer en haalde daardoor vanzelfsprekend breed de overige media. Waar ging het Pam om? Zijn belangrijkste verwijt was dat Otterspeer zich niet had gehouden aan zijn opdracht een intellectuele biografie te schijven. Dus een biografie waarin het oeuvre en de denkwereld van Hermans centraal staan. Als dat de opdracht was, dan klopt dat verwijt wel. Want De mislukkingskunstenaar is een biografie geworden waarin leven en werk met elkaar zijn verweven. Tot beter begrip van beide. Vervolgens deed Pam de biografie af als volstrekt mislukt en bovendien onbegrijpelijk voor de algemene lezer. En daar vliegt hij uit de bocht, want dat is beslist niet het geval. De mislukkingskunstenaar is een geslaagde biografie waarin de jeugd van Hermans en zijn eerste jaren als schrijver uitvoerig, met passie én begrijpelijk worden neergezet. Pam noemt zijn rammelende stuk zelf 'geen recensie'. Wat het dan wel is zegt hij niet. Maar het staat op de opiniepagina van de Volkskrant, dus zou het met betrekking tot argumentatie en bewijsvoering aan een redelijke standaard moeten voldoen. Dat doet het jammer genoeg niet.
Willem Frederik Hermans was uitgesproken in zijn opvattingen. Of het nu ging om het halen van zijn gelijk in de affaire Weinreb - waarin hij uiteindelijk het gelijk aan zijn kant bleek te hebben -, of om het gedoe rondom zijn aanstelling aan de Rijksuniversiteit Groningen (lees Onder professoren), of om de berichten die hij in de jaren zeventig als Age Bijkaart vanuit zijn nieuwe woonplaats Parijs naar het vaderland stuurde, hij was en bleef zichzelf. Indien nodig, bij weerwoord, koos hij het liefst de frontale aanval. Van de polemieken die daaruit volgden is hij wellicht nog bekender dan om zijn boeken. Het eerste deel van de biografie eindigt in 1952, dus bovengenoemde kwesties spelen allemaal veel later, maar in Otterspeers beschrijving van de ontwikkeling van de jonge Hermans komt het allemaal al voor: het kiezen voor de aanval in een discussie; het hartstochtelijk en onvoorwaardelijk kiezen voor de literatuur als levensvervulling en het overtuigd zijn van je eigen gelijk, een houding die Hermans tijdens zijn adolescentie heeft ontwikkeld.
Hermans werd geboren in een kleinburgerlijk gezin. Zijn vader was onderwijzer én vertoonde de kenmerken van een control freak. In huize Hermans verliep alles zoals híj het voorschreef. Dit veroorzaakte een continue druk, de sfeer was vaak om te snijden. Desondanks is het zijn vader geweest die Willem Frederik aanmoedigde een universitaire opleiding te volgen en die hem zelfs, na de oorlog, met een financiële bonus probeerde te verleiden zijn studie in de fysische geologie af te ronden. Otterspeer beschrijft mooi hoe Hermans zijn zuster Corry, die in de meidagen van 1940 met haar minnaar zelfmoord pleegde, in zijn oeuvre op wezenlijke momenten een rol geeft. Hermans houdt zich tijdens de oorlog gedeisd. Hij probeert zo goed en kwaad als dat kan zijn studie voort te zetten. Wanneer dat onmogelijk wordt, besteed hij zijn tijd aan lezen én aan het schrijven van zijn eerste verhalen en zijn novelle Conserve.
Hermans' eerste hoogtijdagen als schrijver volgen direct na de oorlog. In het bevrijde Nederland zijn eind jaren veertig zo'n dertig (!) literaire tijdschriften actief. Daarvan is Criterium, waarvan hij ook een van de redacteuren is, voor hem het belangrijkst, gevolgd door Podium en Literair Paspoort. Voor die tijdschriften, maar ook voor Het Parool, Vrij Nederland en andere bladen, schrijft hij talrijke beschouwingen en boekbesprekingen. Zijn uitgangspunt blijft dat literatuur een levensvervulling dient te zijn. Hij legt de lat hoog, voor zichzelf én voor anderen. Een slechte roman, verhalenbundel of dichtbundel beschouwt hij als criticus als 'een persoonlijke belediging'. Zijn vernietigende kritieken zijn meedogenloos en zonder enige gêne neergepend. Menig boek wordt door hem vermorzeld. Het moet voor de auteur in kwestie dan een schrale troost zijn dat dit gebeurt in een superieure stijl. Maar als hij een boek waardeert, dan prijst hij het de hemel in. Deze compromisloze houding én zijn zorgvuldige maar snoeiharde besprekingen bezorgen hem in korte tijd een vooraanstaande positie als criticus.
Eind jaren veertig, begin jaren vijftig bewijst Hermans zich definitief als schrijver met korte verhalen en de romans Conserve, De tranen der acacia's en Ik heb altijd gelijk. Ook hierin weer een compromisloze houding, zowel in stijl als in behandeling van de onderwerpen. Ondanks zijn vooraanstaande positie als jonge, veelbelovende schrijver, blijkt het niet mogelijk van de pen te leven. Hij doet daarom verwoede pogingen om een 'echte' baan te bemachtigen op basis van zijn doctoraal examen in de fysische geografie. Dat zal hem uiteindelijk lukken aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Maar in deze jaren omstreeks 1950 ontstaan ook twee diepgravende, onthullende geschreven 'portretten' van hem. Het eerste, getiteld Decoratie voor een eerzuchtige, is van de hand van de dichter Jan Emmens. Hermans weet publicatie daarvan te voorkomen. Het andere portret, met de titel De gruwelkamer van W.F. Hermans of Ik moet altijd gelijk hebben is van zijn vriend Adriaan Morriën en verscheen in 1955. Beide auteurs dringen door tot de kern van Hermans' karakter. Morriën ziet hem als 'een man van grote gevoeligheid', die vanwege zijn behoefte aan bescherming schuilgaat achter zijn 'weermiddelen'. Of, zoals Morriën het verwoordt: 'Zijn haat is een gedisciplineerde haat, zijn wrok een georganiseerde wrok, een wild beest dat hij in zichzelf houdt opgesloten en dat hij loslaat zodra hij zich bedreigd voelt. En bedreigd wordt hij voortdurend, omdat hij zich miskend voelt, omdat de samenleving hem niet beloont voor wat hij is.' Dat gevoel van niet erkend te te worden werd een levenshouding voor Hermans. Bij zijn dood in 1995 blikte het Historisch Nieuwsblad nog eens terug op de affaire Weinreb. De veelbetekenende titel van het stuk luidde 'Altijd gelijk maar eeuwig verongelijkt'. Dat aspect van nooit helemaal tevreden kunnen zijn met een bevredigend resultaat komt tot uiting in de door Otterspeer gekozen titel van de biografie, De mislukkingskunstenaar. In een brief schrijft Hermans: 'Veel mensen begrijpen niet dat mijn kinderachtigheid vooral bestaat uit een begeerte naar "alles", in vergelijking waarmee het "bijna alles" waardeloos wordt.'
Otterspeer heeft aangekondigd dat het tweede deel van deze biografie in 2014 zal verschijnen. Pas dan zullen alle lijntjes bij elkaar komen en is een eindoordeel te vellen. Maar in het eerste deel van zijn biografie heeft hij helder en overtuigend een ontwikkelend schrijverschap neergezet. En bovendien Hermans geschetst als persoon zoals ik, een 'gemiddeld' Hermans-lezer, hem nog niet kende. De hoofdstukken over de literaire tijdschriften in de periode 1945-1950 zijn zeer informatief en soms heel vermakelijk. En de passages over Hermans in het buitenland - Brussel, Parijs, Canada, Spanje - laten een man zien die pas buiten Nederland lijkt op te leven. Een grote schrijver in een (te) klein land.
Abonneren op:
Posts (Atom)