zondag 15 december 2013

Mislukkingskunstenaar

De uitgever Geert van Oorschot vond het prachtig wanneer er naar aanleiding van een van zijn uitgaven een rel ontstond. Dat overkwam hem omstreeks 1950 ook met twee romans van Willem Frederik Hermans, De tranen der acacia's en Ik heb altijd gelijk. Bij deze laatste roman, die een uit Nederlands-Indië teruggekeerde militair als hoofdpersoon heeft, reageerde een deel van de pers al verontwaardigd naar aanleiding van een voorpublicatie van het boek in het literaire tijdschrift Podium, zodat Van Oorschot de heftig negatieve perscitaten mooi kon gebruiken in een brochure voor het boek. Toen de Nederlandse Staat vervolgens ook nog een rechtszaak tegen Hermans aanspande vanwege vermeende 'belediging van het katholieke volksdeel' in dit boek kon Van Oorschot zijn geluk niet op. Het boek werd dan ook goed verkocht en binnen korte tijd herdrukt.

Het is opmerkelijk dat ook de verschijning van het eerste deel van de biografie van Hermans, geschreven door Willem Otterspeer, van een relletje vergezeld ging. Op de opiniepagina van de Volkskrant trok Max Pam, nog vóór de presentatie van het boek, ten strijde tegen de aanpak van Otterspeer. Hij ging als een dolle tekeer en haalde daardoor vanzelfsprekend breed de overige media. Waar ging het Pam om? Zijn belangrijkste verwijt was dat Otterspeer zich niet had gehouden aan zijn opdracht een intellectuele biografie te schijven. Dus een biografie waarin het oeuvre en de denkwereld van Hermans centraal staan. Als dat de opdracht was, dan klopt dat verwijt wel. Want De mislukkingskunstenaar is een biografie geworden waarin leven en werk met elkaar zijn verweven. Tot beter begrip van beide. Vervolgens deed Pam de biografie af als volstrekt mislukt en bovendien onbegrijpelijk voor de algemene lezer. En daar vliegt hij uit de bocht, want dat is beslist niet het geval. De mislukkingskunstenaar is een geslaagde biografie waarin de jeugd van Hermans en zijn eerste jaren als schrijver uitvoerig, met passie én begrijpelijk worden neergezet. Pam noemt zijn rammelende stuk zelf  'geen recensie'. Wat het dan wel is zegt hij niet. Maar het staat op de opiniepagina van de Volkskrant, dus zou het met betrekking tot argumentatie en bewijsvoering aan een redelijke standaard moeten voldoen. Dat doet het jammer genoeg niet.

Willem Frederik Hermans was uitgesproken in zijn opvattingen. Of het nu ging om het halen van zijn gelijk in de affaire Weinreb - waarin hij uiteindelijk het gelijk aan zijn kant bleek te hebben -, of om het gedoe rondom zijn aanstelling aan de Rijksuniversiteit Groningen (lees Onder professoren), of om de berichten die hij in de jaren zeventig als Age Bijkaart vanuit zijn nieuwe woonplaats Parijs naar het vaderland stuurde, hij was en bleef zichzelf. Indien nodig, bij weerwoord, koos hij het liefst de frontale aanval. Van de polemieken die daaruit volgden is hij wellicht nog bekender dan om zijn boeken. Het eerste deel van de biografie eindigt in 1952, dus bovengenoemde kwesties spelen allemaal veel later, maar in Otterspeers beschrijving van de ontwikkeling van de jonge Hermans komt het allemaal al voor: het kiezen voor de aanval in een discussie; het hartstochtelijk en onvoorwaardelijk kiezen voor de literatuur als levensvervulling en het overtuigd zijn van je eigen gelijk, een houding die Hermans tijdens zijn adolescentie heeft ontwikkeld.

Hermans werd geboren in een kleinburgerlijk gezin. Zijn vader was onderwijzer én vertoonde de kenmerken van een control freak. In huize Hermans verliep alles zoals híj het voorschreef. Dit veroorzaakte een continue druk, de sfeer was vaak om te snijden. Desondanks is het zijn vader geweest die Willem Frederik aanmoedigde een universitaire opleiding te volgen en die hem zelfs, na de oorlog, met een financiële bonus probeerde te verleiden zijn studie in de fysische geologie af te ronden. Otterspeer beschrijft mooi hoe Hermans zijn zuster Corry, die in de meidagen van 1940 met haar minnaar zelfmoord pleegde, in zijn oeuvre op wezenlijke momenten een rol geeft. Hermans houdt zich tijdens de oorlog gedeisd. Hij probeert zo goed en kwaad als dat kan zijn studie voort te zetten. Wanneer dat onmogelijk wordt, besteed hij zijn tijd aan lezen én aan het schrijven van zijn eerste verhalen en zijn novelle Conserve.

Hermans' eerste hoogtijdagen als schrijver volgen direct na de oorlog. In het bevrijde Nederland zijn eind jaren veertig zo'n dertig (!)  literaire tijdschriften actief. Daarvan is Criterium, waarvan hij ook een van de redacteuren is, voor hem het belangrijkst, gevolgd door Podium en Literair Paspoort. Voor die tijdschriften, maar ook voor Het Parool, Vrij Nederland en andere bladen, schrijft hij talrijke beschouwingen en boekbesprekingen. Zijn uitgangspunt blijft dat literatuur een levensvervulling dient te zijn. Hij legt de lat hoog, voor zichzelf én voor anderen. Een slechte roman, verhalenbundel of dichtbundel beschouwt hij als criticus als 'een persoonlijke belediging'. Zijn vernietigende kritieken zijn meedogenloos en zonder enige gêne neergepend. Menig boek wordt door hem vermorzeld. Het moet voor de auteur in kwestie dan een schrale troost zijn dat dit gebeurt in een superieure stijl. Maar als hij een boek waardeert, dan prijst hij het de hemel in. Deze compromisloze houding én zijn zorgvuldige maar snoeiharde besprekingen bezorgen hem in korte tijd een vooraanstaande positie als criticus.

Eind jaren veertig, begin jaren vijftig bewijst Hermans zich definitief als schrijver met korte verhalen en de romans Conserve, De tranen der acacia's en Ik heb altijd gelijk. Ook hierin weer een compromisloze houding, zowel in stijl als in behandeling van de onderwerpen. Ondanks zijn vooraanstaande positie als jonge, veelbelovende schrijver, blijkt het niet mogelijk van de pen te leven. Hij doet daarom verwoede pogingen om een 'echte' baan te bemachtigen op basis van zijn doctoraal examen in de fysische geografie. Dat zal hem uiteindelijk lukken aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Maar in deze jaren omstreeks 1950 ontstaan ook twee diepgravende, onthullende geschreven 'portretten' van hem. Het eerste, getiteld Decoratie voor een eerzuchtige, is van de hand van de dichter Jan Emmens. Hermans weet publicatie daarvan te voorkomen. Het andere portret, met de titel De gruwelkamer van W.F. Hermans of Ik moet altijd gelijk hebben is van zijn vriend Adriaan Morriën en verscheen in 1955. Beide auteurs dringen door tot de kern van Hermans' karakter. Morriën ziet hem als 'een man van grote gevoeligheid', die vanwege zijn behoefte aan bescherming schuilgaat achter zijn 'weermiddelen'. Of, zoals Morriën het verwoordt: 'Zijn haat is een gedisciplineerde haat, zijn wrok een georganiseerde wrok, een wild beest dat hij in zichzelf houdt opgesloten en dat hij loslaat zodra hij zich bedreigd voelt. En bedreigd wordt hij voortdurend, omdat hij zich miskend voelt, omdat de samenleving hem niet beloont voor wat hij is.' Dat gevoel van niet erkend te te worden werd een levenshouding voor Hermans. Bij zijn dood in 1995 blikte het Historisch Nieuwsblad nog eens terug op de affaire Weinreb. De veelbetekenende titel van het stuk luidde  'Altijd gelijk maar eeuwig verongelijkt'. Dat aspect van nooit helemaal tevreden kunnen zijn met een bevredigend resultaat komt tot uiting in de door Otterspeer gekozen titel van de biografie, De mislukkingskunstenaar. In een brief schrijft Hermans: 'Veel mensen begrijpen niet dat mijn kinderachtigheid vooral bestaat uit een begeerte naar "alles", in vergelijking waarmee het "bijna alles" waardeloos wordt.'
Otterspeer heeft aangekondigd dat het tweede deel van deze biografie in 2014 zal verschijnen. Pas dan zullen alle lijntjes bij elkaar komen en is een eindoordeel te vellen. Maar in het eerste deel van zijn biografie heeft hij helder en overtuigend een ontwikkelend schrijverschap neergezet. En bovendien Hermans geschetst als persoon zoals ik, een 'gemiddeld' Hermans-lezer, hem nog niet kende. De hoofdstukken over de literaire tijdschriften in de periode 1945-1950 zijn zeer informatief en soms heel vermakelijk. En de passages over Hermans in het buitenland - Brussel, Parijs, Canada, Spanje - laten een man zien die pas buiten Nederland lijkt op te leven. Een grote schrijver in een (te) klein land.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten