Dit verhaal is bekend en heeft geen verdere toelichting nodig. Veel minder bekend is welke gevolgen de revolutie had voor de Russen die in 1917 in het buitenland verbleven, en dan in het bijzonder het personeel dat op de Russische ambassades werkte. Zij vertegenwoordigden van de ene op de andere dag een machthebber die er niet meer was. En de nieuwe machthebbers benoemden liever hun eigen buitenlandse vertegenwoordigers. Zo raakten zij verzeild in een schimmig niemandsland. In Diplomaat van de Tsaar beschrijft Angela Dekker de lotgevallen van de ontheemde Russen in Nederland. Centraal in haar verhaal staat Paul Poustochkine, in 1917 tweede secretaris van de Russische ambassade in Den Haag. Hij zou voor altijd in ballingschap in Den Haag blijven, waar hij in 1958 overleed. In zijn nalatenschap werden ruim vijftig leren banden aangetroffen waarin hij zijn memoires had opgetekend. Die persoonlijke herinneringen, aangevuld met onderzoek in archieven en gesprekken met nazaten van de ontheemde Russen in Nederland, vormen de basis van Dekkers beschrijving van 'Klein Rusland in Den Haag'.
Paul Poustochkine behoorde tot een adellijk geslacht. Twee van zijn achttiende-eeuwse voorvaderen onderscheidden zich als admiraal in de strijd om de Zwarte Zee tegen de Turken. Zijn vader was consul van het keizerlijke Rusland in Napels en Amsterdam. Zelf zette hij die traditie voort door zich in 1906 aan te melden bij de opleiding tot diplomaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Sint-Petersburg. Hij trouwde in 1909 en reisde in 1910 met zijn jonge vrouw naar zijn eerste post, Kreta. In januari 1913 werd hij benoemd tot tweede secretaris aan de 'Légation Impériale de Russie' in Den Haag. Daar nam hij al snel enthousiast deel aan het drukke leven van de diplomaat, gevuld met lunches, diners en gala's. Voor de Russen was 1913 een jubeljaar waarin ze herdachten dat ze een eeuw eerder Napoleon hadden verslagen. En in 1913 werd ook het nieuwe paleis van de diplomatie, het Vredespaleis in Den Haag, geopend.
Het begin van de Eerste Wereldoorlog, een jaar later, veranderde alles. Het Duitse leger walste aanvankelijk over het slecht bewapende Russische leger heen en nam veel soldaten krijgsgevangen. Wanneer deze uit hun gevangenschap wisten te ontsnappen, vluchtten ze meestal naar het neutrale Nederland. Het ging al snel om enkele duizenden gevallen, Poustochkine kreeg het druk met hun opvang. Na de revolutie en de moord op de Tsaar werd de situatie lastiger. De Russische ambassadeur kreeg een zenuwinzinking en moest in een inrichting worden opgenomen, de eerste secretaris reisde naar Washington op zoek naar militaire hulp aan de 'witten'. Poustochkine 'deed' de ambassade in zijn eentje. Zolang Nederland het nieuwe Russische bewind nog niet had erkend - dat zou pas in 1942 gebeuren - behield hij zijn officiële status. En zolang de 'witten' nog niet waren verslagen was de uitbetaling van de salarissen gewaarborgd via de schatkist van de Tsaar in Parijs, waar Lenin ondanks verwoede pogingen geen beslag op wist te leggen.
Als belangrijkste - en vrijwel enige - ambtenaar op de ambassade kwam Poustochkine in contact met zo ongeveer iedere Rus of Russin die Nederland binnenkwam. Op persoonsbewijzen, in trouw-, doop- en begrafenisregisters en in een eindeloze reeks officiële correspondentie, overal prijkt zijn naam en handtekening. Dekker diept verschillende van die persoonlijke verhalen uit. Over de consul en voormalige kamerheer van de Tsaar die samen met zijn vrouw een Russische theesalon opent in het centrum van Den Haag. Over de soldaat die, gevlucht naar Nederland, verliefd wordt op een koffiejuffrouw uit Scheveningen. Over een kunstenaar, over een priester, over de Nederlandse vrouw die samen met haar Russische man terugkeert naar Rusland en daar door het systeem wordt vermalen. En ze praat met nazaten en ontlokt hen herinneringen aan hun grootouders en overgrootouders.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog schreef Poustochkine: 'de oorlog en de Revolutie hebben de gehele klasse weggevaagd die voorheen in de eerste gelederen stond. Rusland heeft zijn fine fleur verloren, de kringen die de trots en de glorie van een land kunnen doen herleven. [....] Het leven daar over de grens is somber, mistroostig en nutteloos.[....] Het sprookje is uit en dat is het grootste verdriet.' Die weemoed over een verloren wereld zou de rest van zijn leven blijven beheersen. Echt aarden in Den Haag kon hij daarom niet. Maar hij kon genoeg afstand nemen om in zijn memoires de gebeurtenissen een plek te geven. En hij bleef onvermoeibaar zijn landgenoten steunen en zijn oude Rusland trouw. Angela Dekker schreef over hem en al die andere Nederlandse Russen een verrassend én ontroerend boek.
Paul Poustochkine behoorde tot een adellijk geslacht. Twee van zijn achttiende-eeuwse voorvaderen onderscheidden zich als admiraal in de strijd om de Zwarte Zee tegen de Turken. Zijn vader was consul van het keizerlijke Rusland in Napels en Amsterdam. Zelf zette hij die traditie voort door zich in 1906 aan te melden bij de opleiding tot diplomaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Sint-Petersburg. Hij trouwde in 1909 en reisde in 1910 met zijn jonge vrouw naar zijn eerste post, Kreta. In januari 1913 werd hij benoemd tot tweede secretaris aan de 'Légation Impériale de Russie' in Den Haag. Daar nam hij al snel enthousiast deel aan het drukke leven van de diplomaat, gevuld met lunches, diners en gala's. Voor de Russen was 1913 een jubeljaar waarin ze herdachten dat ze een eeuw eerder Napoleon hadden verslagen. En in 1913 werd ook het nieuwe paleis van de diplomatie, het Vredespaleis in Den Haag, geopend.
Het begin van de Eerste Wereldoorlog, een jaar later, veranderde alles. Het Duitse leger walste aanvankelijk over het slecht bewapende Russische leger heen en nam veel soldaten krijgsgevangen. Wanneer deze uit hun gevangenschap wisten te ontsnappen, vluchtten ze meestal naar het neutrale Nederland. Het ging al snel om enkele duizenden gevallen, Poustochkine kreeg het druk met hun opvang. Na de revolutie en de moord op de Tsaar werd de situatie lastiger. De Russische ambassadeur kreeg een zenuwinzinking en moest in een inrichting worden opgenomen, de eerste secretaris reisde naar Washington op zoek naar militaire hulp aan de 'witten'. Poustochkine 'deed' de ambassade in zijn eentje. Zolang Nederland het nieuwe Russische bewind nog niet had erkend - dat zou pas in 1942 gebeuren - behield hij zijn officiële status. En zolang de 'witten' nog niet waren verslagen was de uitbetaling van de salarissen gewaarborgd via de schatkist van de Tsaar in Parijs, waar Lenin ondanks verwoede pogingen geen beslag op wist te leggen.
Als belangrijkste - en vrijwel enige - ambtenaar op de ambassade kwam Poustochkine in contact met zo ongeveer iedere Rus of Russin die Nederland binnenkwam. Op persoonsbewijzen, in trouw-, doop- en begrafenisregisters en in een eindeloze reeks officiële correspondentie, overal prijkt zijn naam en handtekening. Dekker diept verschillende van die persoonlijke verhalen uit. Over de consul en voormalige kamerheer van de Tsaar die samen met zijn vrouw een Russische theesalon opent in het centrum van Den Haag. Over de soldaat die, gevlucht naar Nederland, verliefd wordt op een koffiejuffrouw uit Scheveningen. Over een kunstenaar, over een priester, over de Nederlandse vrouw die samen met haar Russische man terugkeert naar Rusland en daar door het systeem wordt vermalen. En ze praat met nazaten en ontlokt hen herinneringen aan hun grootouders en overgrootouders.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog schreef Poustochkine: 'de oorlog en de Revolutie hebben de gehele klasse weggevaagd die voorheen in de eerste gelederen stond. Rusland heeft zijn fine fleur verloren, de kringen die de trots en de glorie van een land kunnen doen herleven. [....] Het leven daar over de grens is somber, mistroostig en nutteloos.[....] Het sprookje is uit en dat is het grootste verdriet.' Die weemoed over een verloren wereld zou de rest van zijn leven blijven beheersen. Echt aarden in Den Haag kon hij daarom niet. Maar hij kon genoeg afstand nemen om in zijn memoires de gebeurtenissen een plek te geven. En hij bleef onvermoeibaar zijn landgenoten steunen en zijn oude Rusland trouw. Angela Dekker schreef over hem en al die andere Nederlandse Russen een verrassend én ontroerend boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten