vrijdag 1 maart 2013

Opwaaiende zomerjurken

Soms lees je een boek en blijft een passage je lange tijd bij. Zo ook deze: 'Maar toen opeens [....] was er alleen nog het suizen van de wind, het fladderen van hun jurken en leek het of hij zich na een lange lange aanloop in de lucht verhief en in plotselinge stilte wegzweefde. Een onbeschrijflijk licht en ruim gevoel. Hij zat nog gewoon op die wiebelende bagagedrager. Hij voelde de heupen van zijn moeder bewegen onder zijn handen. Hij zag de gespierde benen van mevrouw Koelman. En die zomerjurken, nu eens klevend aan hun benen, dan weer opbollend als kleine parachutes. Alles was gewoon zoals het was. Maar hij hoorde bij alles en zweefde'.  Dit gevoel van geluk en vrijheid doorstroomt de achtjarige Edo Mesch. Het is een uitzonderlijk moment voor hem, want hij is een onzekere jongen die zich het veiligst voelt wanneer hij zich terugtrekt in een zelfgecreëerde fantasiewereld waarin hij Oskar Vanille heet. Negen jaar later, in het tweede deel van het boek, probeert hij die onzekerheid te beheersen door een systeem te bedenken waarin hij alles een plek kan geven. Maar het lukt hem nauwelijks zijn gevoelsleven onder controle te krijgen. Als 24-jarige heeft hij een 'scherm der reflectie' om zich opgetrokken waarachter hij zich veilig voelt. Iedere interactie met anderen, ieder gevoel wordt getoetst alvorens hij besluit hoe ermee om te gaan. Tegen het einde van het boek wordt duidelijk dat Edo langzaamaan de wilskracht ontwikkelt om zichzelf te accepteren, het leven onbevreesder tegemoet te treden.

Dit klinkt als een Bildungsroman en dat is Opwaaiende zomerjurken van Oek de Jong ook wel. Vrijwel voortdurend verkeer je als lezer in het hoofd van Edo Mesch. De Jong doet dat knap. Edo's houding tegenover de buitenwereld is vaak stug, zijn optreden soms ronduit irritant, zijn gevoelsleven af en toe geneuzel op de vierkante centimeter. Zijn aaibaarheidsfactor is laag, zullen we maar zeggen. Maar juist omdat hij zo'n uitgesproken karakter is worden zijn gedrag en gevoelsleven interessant. Het sprankelende taalgebruik van De Jong is een genot. Hij kan situaties heel beeldend en lyrisch beschrijven. Het bovenstaande citaat is daar een voorbeeld van.

Ik herlas dit boek als luisterboek, zoals ik dat al twee jaar regelmatig doe met mijn eigen 'klassiekers'. Het boek verscheen in 1979, in mijn paperback staat de datum 1982. Dat was toen al de 24ste druk. Ik herinner me dat ik indertijd diep onder de indruk was, dat ik rondbazuinde hoe geweldig het boek was. Zo had ik het ook in mijn hoofd opgeslagen. En nu, dertig jaar later? Ik vind het nog steeds een goed boek, maar heb het bij lezing veel afstandelijker beleefd dan toen. Ik werd er niet meer door 'gegrepen', genoot nu vooral van de literaire kwaliteit, het vakmanschap waarmee het is geschreven. Voor het voorlezen door Gijs Scholten van Aschat niets dan lof.

Geen opmerkingen: