Engeland is bij uitstek het land van tradities. Haar geschiedenis, het koningshuis, de monumenten, het verleden als wereldrijk en nog wat andere verschijnselen zijn bekend bij veel Engelsen èn niet-Engelsen. Julian Barnes maakt daar in zijn England, England dankbaar gebruik van. Het verhaal draait om Jack Pitman, een tycoon op leeftijd die nog één groot project wil nalaten. Dat wordt het themapark England, England. Hij koopt daarvoor het Isle of Wight op en maakt er een Engeland in zakformaat van. Met exacte kopieën van beroemde gebouwen, aangelegde landschappen en uitbeeldingen van historische gebeurtenissen. Bedoeld voor Premier Visitors die Quality Leisure zoeken. Zij kunnen 's morgens het kamp van Robin Hood bezoeken en in de middag de Battle of Britain herbeleven. En tussendoor even langsgaan bij Buckingham Palace voor de balkonscène. Want Pitman - inmiddels Sir Jack Pitman - heeft de koning en koningin overgehaald te verhuizen naar het nieuwe Engeland. Waar Buckingham Palace weliswaar de helft kleiner is maar wel dubbele beglazing heeft. En waar zij voor hun publieke optredens een honorarium ontvangen. Barnes leeft zich uit in het ontwikkelen van kolderieke situaties en steekt de draak met gevestigde instituten. Vooral het koningshuis moet het ontgelden.
Zoals te verwachten bij Barnes is het verhaal ook te lezen op een ander niveau. Waarin vragen worden gesteld over de zin van het 'oude' Engeland, het massatoerisme en de maakbaarheid van een beleving. En natuurlijk de kwestie van originelen en kopieën. Een tweede hoofdpersoon, Marta Cochrane, die enkele jaren CEO is van het themapark, belichaamt die meer serieuze kant van het verhaal. Aan het eind van het boek keert zij terug naar het 'oude' Engeland om er haar laatste jaren te slijten. In het slothoofdstuk schetst Barnes haar leven in dat compleet veranderde land. Dan blijkt de satire ineens nog meer diepgang te hebben. Prachtig gedaan. Ik heb genoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten