In De klokken van Bicêtre wordt René Maugras, 54 jaar oud, succesvol uitgever van meerdere Parijse dag- en weekbladen, wakker in het ziekenhuis van Bicêtre. Hij kan zich niet bewegen, zijn stem niet gebruiken, maar ziet en hoort alles. Hij blijkt na een overdadige lunch die hij maandelijks in een goed restaurant organiseert met een tiental oude vrienden in elkaar te zijn gezakt op het herentoilet. In het ziekenhuis wordt een beroerte vastgesteld, met als voorlopig resultaat een eenzijdige verlamming. De prognose daarvan hoeft niet rampzalig te zijn, maar twee goede vrienden van Maugras die het ook overkwam leefden respectievelijk nog vijf dagen in het ziekenhuis en vijf jaar in een rolstoel. Hij beseft dan ook direct de ernst van de situatie.
Van lange dagen waarin hij verreikende beslissingen nam, met zijn bladen reputaties kon maken of breken, de gehele dag in contact stond met politici, bankiers en beroemdheden, is zijn wereld ineens niet groter dan zijn privékamer met privézuster in het ziekenhuis. Hij wordt op zichzelf teruggeworpen en gaat, nadat een week na het ongeval zijn conditie ietwat verbeterd, zijn leven overdenken. En moet vaststellen dat, wanneer de schone schijn van het succes, het geld en de contacten is weggevallen, het beeld zakelijk en privé veel minder rooskleurig is. De relatie met zijn echtgenote is problematisch, eigenlijk zijn ze altijd vreemden voor elkaar gebleven. Het verzoek van zijn hoofdredacteur en directeur om zich gaandeweg weer met het werk te bemoeien houdt hij af, weigert zelfs en telefoon op zijn kamer te laten installeren. Want wat bracht het werk hem immers aan duurzaams? Zijn tijdelijk kleine wereld, de afzondering, de mogelijkheid zaken goed te overdenken, eigenlijk geniet hij ervan en talmt met het afstaan ervan. Het is de totale ommekeer die hem bevalt.
Simenon is meesterlijk in de beschrijving van de relaties tussen Maugras en de personen rondom hem. Zuster Blanche, de privézuster, roept bij Maugras warme gevoelens op. Hij idealiseert haar, is benieuwd naar het leven dat zij leidt zoals hij dat nog nooit is geweest naar het leven van zijn vrouw. Het Bicêtre is een huis voor zieken, geestelijk gestoorden en gewone oude mannen. Hoe zij zich bewegen over de immense binnenplaats van het complex, suffen in de zon en met elkaar een praatje maken, het fascineert Maugras. Lichamelijk lijkt het goed met hem te gaan aflopen, maar geestelijk? Zal hij zich herpakken en zijn oude leven weer gaan leiden, of is er iets wezenlijks veranderd? Simenon werkt er subtiel doserend naartoe.
Zoals hierboven opgemerkt, wordt in het oeuvre van Simenon door critici altijd een scheiding aangebracht tussen de ‘detectives’ met inspecteur Maigret, en de ‘serieuze’ romans. Als liefhebber en dus een beetje kenner van de Maigrets, moet het mij van het hart dat ik – in ieder geval bij deze ‘serieuze’ roman – het onderscheid niet zo heel groot vind. Simenon kruipt in de huid van René Maugras en laat hem communiceren met enkelen in zijn omgeving. Dat is toch precies zijn aanpak bij het overgrote deel van de Maigrets? Die juist daardoor het niveau van de rechttoe rechtaan detectives zonder meer overstijgen.
Georges Simenon / De klokken van Bicêtre / Vertaald uit het Frans door K.H. Romijn / 207 blz / A.W. Bruna & Zoon, 1969