woensdag 15 juli 2020

Duitse families

De Effingers van Gabriele Tergit is wat je zou kunnen noemen De Grote Duitse Roman. Het is een letterlijk en figuurlijk monumentaal boek, het beschrijft de lotgevallen van enkele achtereenvolgende generaties van drie families en het doet dat tegen de achtergrond van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Tergit (1894-1982) voltooide de roman aan het einde van de jaren veertig in Londen, waar ze zich na haar vlucht uit Duitsland in 1933 en wat omzwervingen door Oost-Europa en Palestina met haar man en kind had gevestigd. Met  het manuscript moest ze leuren totdat een uitgever toehapte. Niemand durfde het aan: te dik in verband met de papierschaarste, te oprecht, te joods. Toen ze eindelijk een uitgever vond en het boek in 1951 verscheen was ze zielsgelukkig, ze had er immers vijftien jaar aan gewerkt. Maar een echt succes werd het niet. Pas een tweede druk in 1978 bracht meer lezers en de literaire erkenning.

In De Effingers staan de levens centraal van de drie joodse families Oppner, Goldschmidt en Effinger. De eerste twee zijn Berlijnse bankiers en ondernemers, de Effingers komen van het Zuid-Duitse platteland waar ze horlogemaker en winkelier zijn. De kinderen Effinger bouwen in Berlijn een bestaan op als fabrikant. De roman opent in 1878 en sluit in 1948. Zeventig jaar Duitse geschiedenis vormt de context waartegen zich de levens afspelen, van het tijdperk van Bismarck tot na de Tweede Wereldoorlog.

In de eerste helft heeft het verhaal het karakter van een kalm voortkabbelende familieroman. Het zijn vooral de sfeerbeelden die je bijblijven, niet zozeer de gebeurtenissen. In de tweede helft verandert dat. Daar gaan de maatschappelijke ontwikkelingen sneller en is de politieke strijd heftiger, wat zijn weerslag heeft op het dagelijks leven van de personages. Het verhaal versnelt als het ware, soms alsof je naar een iets te snel voorbijtrekkende powerpoint-presentatie kijkt. Echt storend is dan de toch wat vluchtige wijze waarop de Endlösung passeert.
 
Van die personages zijn er trouwens nogal veel, dat is voor mijn gevoel een van de manco’s aan deze roman. Daardoor is het lastig om personages goed te leren kennen, laat staan om er een band mee te ontwikkelen. Je ervaart het geheel daardoor als te oppervlakkig, wat het in wezen niet is. 

Ik heb het boek uitgelezen omdat ik nieuwsgierig was – maar met ruim 700 bladzijden is dat toch wel een dingetje. De vergelijking met De Buddenbrooks van Thomas Mann dringt zich tijdens het lezen onwillekeurig op, in het nawoord wordt die link ook gelegd. Maar die vergelijking gaat mank. De Buddenbrooks las ik weliswaar lang geleden, maar ik herinner me een kalmer tempo en een grotere diepgang. Dit laatste doordat Mann heel zorgvuldig en afgewogen de wandelgangen van zijn personages beschrijft, terwijl Tergit zich vooral bedient van gesproken tekst. Soms zijn die gesprekken sprankelend en werkt het, maar heel vaak voel je je ook overvoert door die techniek. Zeer gemengde gevoelens, dus. En voor een benoeming tot Grote Duitse Roman lijkt me wel wat meer nodig.

Gabriele Tergit
De Effingers
Vertaald uit het Duits door Meta Gemert
Met een nawoord van Noicole Henneberg
733 blz
Uitgeverij Van Maaskant Haun