De aanleiding om dit boek te lezen was Van Essens meest recente roman, De goede zoon. Daarin beschrijft hij dat de hoofdpersoon als langdurig werkloze bij het Gemeentearchief in Amsterdam was aangesteld, om werkervaring op te doen. Hij beschrijft diens werkzaamheden daar zo overtuigend, dat ik me tijdens het lezen al afvroeg of dat gebaseerd was op persoonlijke ervaring. Ja, dus. Voor Van Essen was het een van de vele klussen, nadat hij vervroegd en zonder diploma’s de middelbare school had verlaten en door de Sociale Dienst in leven werd gehouden.
Toen Rob van Essen vier was, verhuisden zijn ouders van Amstelveen naar het oosten van het land. Zijn vader was leraar op christelijke scholen. Iedere paar jaar verhuisde de familie naar een ander plaats in het oosten, daarom kent Van Essen plaatsen als Eden en Barneveld als zijn broekzak. Die voor mijn gevoel toch wat suffige provincieplaatsjes leveren wel mooie verhalen op. Zo was Van Essen in Ede enige tijd kaderlid van de Socialistische Partij: ‘Nu is de gewoonte er wel uitgesleten, maar jarenlang keek ik de dag na de verkiezingen wat de SP in Ede had gedaan. Begin jaren tachtig was ik daar een halfjaar lang kaderlid van de plaatselijke afdeling. Dat was in de dagen dat de kaderleden van de Socialistiese Partij (zoals ze zichzelf toen nog schreven) bekend stonden als de rode jehova’s. De SP was een kleine, sektarische partij met maoïstische wortels die veel inzet van haar leden verlangde.’ Op doordeweekse avonden gingen ze in de arbeiderswijken van Ede van deur tot deur, met het partijblad De Tribune, waarvoor Van Essen cartoons tekende.
Hoe werkte dat, wanneer je op kosten van de Staat leefde? Wat deed dat met jou, en je gevoel van eigenwaarde? Van Essen analyseert het, kan vrij onbevangen terugkijken. Eye-opener voor mij was toch wel dat de overheid 110% was ingesteld op het systeem. Zo sterk dat mensen die zich meldden bij het loket om aan te geven dat ze een baantje hadden gevonden, tijdelijk of duurzaam, door de ambtenaar werden bevraagd of ze wel zeker waren van hun afmelding. Want als het zou mislukken, dan was het weer een heel gedoe om ze in het systeem te krijgen.
Kernachtig formuleren is waarin van Essen uitblinkt. Deze is een van de mooiste: ‘Amsterdam was een goede stad om links te zijn, in het begin van de jaren tachtig. Alle Amsterdammers die ik kende waren links. Als je in een tabakszaak een pakje shag kocht, zag je weleens iemand een Telegraaf kopen, en die was dan rechts, maar met zo iemand had je verder niets te maken. Amsterdam was zó links dat de sociaaldemocraten, die de stad sinds jaar en dag bestuurden, eigenlijk al rechts waren.’
Van Essen schrijft over dat verloren gegane ‘tijdloze paradijs’ zonder valse romantiek. Soms is er wat nostalgie, maar dat blijft binnen de perken. Voor tijdgenoten is er veel herkenbaars te vinden, voor lezers van zijn werk geeft het een mooie, heel persoonlijke verdieping.
Rob van Essen
Kind van de verzorgingsstaat. Opgroeien in een tijdloos paradijs
238 blz
Atlas Contact
Geen opmerkingen:
Nieuwe opmerkingen zijn niet toegestaan.