Roth en Zweig hadden een volstrekt verschillende achtergrond. Zweig (1881-1942) was afkomstig uit een welgestelde Joodse familie in het chique Wenen van het fin-de-siècle. Zijn eerste novelle verscheen in 1904 en bij aanvang van zijn correspondentie met Roth was hij een gevierd auteur wiens werk werd vertaald en regelmatig hoge oplagen haalde. De Eerste Wereldoorlog maakte hij mee als verslaggever, waardoor hij voor de rest van zijn leven sympathie voelde voor het pacifisme.
Roth (1894-1939) daarentegen groeide op in het provinciestadje Brody, gelegen in Galicië, nu de grensstreek van Polen en Oekraïne. Ook hij was Joods. Na een afgebroken studie aan de universiteit van Wenen – hij nam in 1916 vrijwillig dienst in het Oostenrijks-Hongaarse leger – ging hij na de Eerste Wereldoorlog aan het werk als journalist voor Duitse en Oostenrijke kranten met een linkse signatuur. Hij had in 1927 een handvol romans gepubliceerd, deels als feuilleton in kranten, maar zijn roem moest nog komen.
De briefwisseling begint zeer ontspannen. Roth is een groot bewonderaar van het werk van Zweig, heeft hem op een voetstuk staan. Je krijgt de indruk dat Zweig zich dat met enig genoegen laat welgevallen. Maar het ontbreekt in deze fase aan voldoende brieven van Zweig om daarover zekerheid te krijgen. Dat is trouwens het gebrek aan balans dat ik al noemde: er zijn veel meer brieven van Roth bewaard gebleven dan van Zweig. Dat kan te maken hebben met het feit dat de laatste lange tijd een vaste woonplek had in Salzburg, en daarna in Londen, en zijn archief zorgvuldig op orde hield, terwijl Roth kortstondige baantjes had, voor zijn werk veel reisde en zijn leven lang bij voorkeur in hotels woonde.
De machtsgreep van Hitler in 1933 verandert het leven van de mannen. Roth verhuist naar Parijs, zowel uit afschuw voor de Nazi’s als voor zijn eigen veiligheid. Zweig verlaat zijn geliefde Salzburg en vestigt zich in Londen, neemt de Engelse nationaliteit aan en beijvert zich om collega’s die het nu lastig krijgen te steunen, maar in de ogen van Roth is dat te weinig en te slap. Hij geeft Zweig er in niet mis te verstane woorden van langs wanneer deze weigert het contact met zijn uitgever te verbreken, die hij verdenkt van sympathie voor de Nazi’s.
Die ferme standpunten van Roth, die met volle overtuiging zijn schepen achter zich verbrandt, tegenover het twijfelen van Zweig die maar niet kan besluiten wanneer voor hem de maat vol is, wordt een constante in hun brieven. Ook het verschil in hun karakters komt er steeds duidelijker in naar voren. Roth is de man van de actie, maakt kort na 1933 nog plannen om met Habsburgse ex-militairen een actie tegen Hitler op te zetten. Zweig vindt dat hij als schrijver het beste met de pen kan vechten, proberen met zijn boeken de mensen tot meer mededogen en waardigheid aan te zetten. Een discussie tussen een straatvechter en een estheet, daar heeft het soms iets van weg.
Daarnaast, en in de brieven een steeds belangrijker rol spelend, is er de privésituatie van Roth. Zijn echtgenote is geestesziek, haar verpleging in klinieken kost veel geld. Ook het wonen in hotels is duur. Maar Roth’s grootste uitgaven zijn die aan de drank. Omstreeks 1930 wordt dat probleem zichtbaar en in de laatste vijf jaar van zijn leven drinkt hij dag en nacht. Ofschoon hij ieder jaar minstens één boek publiceert, dekt dat de kosten voor zijn levensonderhoud volstrekt niet. Gaandeweg wordt het bedelen om geld het centrale thema in de brieven van Roth. Waarop Zweig ten antwoord, met eindeloos geduld – hij schiet nóóit uit zijn slof – probeert betere deals voor Roth te regelen met uitgevers. Ook zorgt hij ervoor dat Roth’s echtgenote in een gratis kliniek terechtkomt, en geeft hij hem grote sommen geld. Tevergeefs, meestal jaagt Roth die er binnen de kortste keren doorheen.
Dit aspect is voor mij wat er schuurt in deze briefwisseling. Ofschoon de literaire productie van beide mannen in deze jaren aan bod komt, ze daarover discussiëren en Roth meermaals manuscripten van Zweig corrigeert en verbetert op een wijze waarvan deze onder de indruk moet zijn geweest, speelt het gat in de hand van Roth een zo grote rol dat het bij vlagen een one-issue briefwisseling lijkt. Dat is jammer. De tragiek van de onverbeterlijke alcoholist, met het einde dat je kan voorspellen, geeft de correspondentie van de laatste jaren een dwingende grondtoon. Zweig die meermaals aanbiedt een ontwenningskuur te bekostigen, Roth die antwoord dat dat nergens voor nodig is, want dat zijn drankgebruik niet overmatig is. Anders zou hij toch nooit al die boeken kunnen schrijven?
Roth overlijdt in mei 1939 in Parijs. Aan de drank, maar natuurlijk indirect ook aan een van de oorzaken daarvan, zijn ballingschap vanwege de politieke situatie. Ook Zweig zal de Nazi’s niet overleven. Hij overlijdt in februari 1942 in Brazilië, samen met zijn minnares, door zelfmoord. Kort daarvoor had hij Die Welt von Gestern (De wereld van gisteren) voltooid, waarin hij de wereld waarin hij was opgegroeid had proberen te beschrijven. Dat is misschien wel het mooiste boek in zijn oeuvre, maar zeker het meest ontroerende boek over het Europa dat door de Eerste Wereldoorlog en de Nazi’s om zeep zou worden geholpen. Roth zou gevonden hebben dat zijn vriend eindelijk stelling had genomen.
Joseph Roth en Stefan Zweig
Elke vriendschap met mij is verderfelijk. Brieven 1927-1938
Vertaald uit het Duits door Els Snick
Met een nawoord van Heinz Lunzer
420 blz
De Arbeiderspers, privé-domein 300
Geen opmerkingen:
Nieuwe opmerkingen zijn niet toegestaan.