Er zijn weinig onderwerpen die ons Nederlanders tegenwoordig zo kunnen
verdelen als dat van de vluchtelingen. De afgelopen zomer bleek uit een enquête
van de Volkskrant dat slechts een kwart van de ondervraagden het acceptabel
vond om meer vluchtelingen toe te laten. Een bijna even grote groep was daar
vierkant tegen, terwijl bijna de helft van mening was dat het wel een onsje
minder kon. Ondanks dat er voor de categorie oorlogsvluchtelingen meer
bereidheid was tot opvang, zeggen deze cijfers wel iets. Ze laten zien dat
zelfs in het van oudsher gastvrije Nederland de enorme toestroom van de laatste
jaren een mentaliteitsverandering teweegbrengt. Men wordt bang: voor de
massaliteit van het probleem, voor de instabiliteit die het kan opleveren, voor
het verlies van ‘ons Nederland’. De heftige NEE-bewegingen in steden en dorpen
waar de vluchtelingen moeten worden opgevangen vormen het voorlopige
dieptepunt.
Rodaan Al Galidi ontvlucht in 1991 Irak omdat hij weigert zijn
dienstplicht in het leger van Saddam Hoessein te vervullen. Na een zwerftocht
van zeven jaar die hem zonder paspoort en geld door het Midden-Oosten en
Zuidoost-Azië voert, bereikt hij in 1998 op een vervalst Nederlands paspoort
Schiphol. Daar meldt hij zich als vluchteling.
In Hoe ik talent voor het leven kreeg beschrijft Al Galidi heel
gedetailleerd het proces dat een vluchteling die in Nederland asiel aanvraagt
te wachten staat. In zijn geval – zijn hoofdpersoon heeft hij de naam Semmier
Kariem gegeven – begint dat met enkele verhoren die de basis zullen vormen van
zijn verdere asielprocedure. Hoofddoel van die eerste verhoren is zijn
achtergrond op papier te zetten en te controleren of hij een geloofwaardig
verhaal vertelt. En daar begint voor Semmier de ellende, want er ontstaat
onduidelijkheid over enkele feiten. Zo geeft hij als geboortedag 1 juli op, en
blijkt hij de vijfde Irakees op rij te zijn die dat doet. Daar is een
verklaring voor: arme mensen in het Irak van Saddam Hoessein kregen 1 juli of 1
januari toegewezen als geboortedag, want dat was gemakkelijk voor de administratie
van het leger wanneer ze voor hun dienstplicht moesten opkomen. Onder druk van
zijn ondervrager bedenkt Semmier een ‘echte’ datum. Deze en andere pogingen om
tegemoet te komen aan het streven van de ambtenaren om feiten te kunnen
invullen op de formulieren worden hem na afloop van de verhoren voor de voeten
geworpen als onbetrouwbaar en leugenachtig. Hij gaat dan ook met een slecht
gevoel het traject van de opvangcentra en asielzoekerscentra in.
In het AZC waar Semmier wordt ondergebracht is plaats voor vijfhonderd
asielzoekers: Oorlogsvluchtelingen en economische vluchtelingen, jong en oud,
hele en halve gezinnen, en van tientallen verschillende nationaliteiten. Een
wereld op zich, met een eigen sociale dienst, ordebewakers en regels. De
asielzoekers krijgen een bescheiden wekelijkse toelage, waarvan ze in het dorp boodschappen
mogen doen en in de centrale keukens alleen of gezamenlijk kunnen koken. De
meest populaire winkel is vanzelfsprekend de plaatselijke kringloopwinkel. Er
is een dagelijks appèl, maar de rest van de dag kan men zelf invullen. Voor de
meesten verloopt de asielprocedure uiterst traag, het is uitzonderlijk wanneer
je binnen een jaar na aankomst al een bericht van de IND krijgt. Voor de
meesten zal de procedure tussen de vijf en tien jaar duren. Het besef van tijd
gaat dan ook al snel verloren, het is het verstandigst daar aan toe te geven.
Het boek bevat tientallen portretten van Semmiers lotgenoten. Zo is er
de vrouw uit het zuiden van Irak, nog nooit buiten haar dorp geweest, die
tijdens de reis naar Canada om met haar eveneens gevluchte familie te worden
herenigd verdwaalt tijdens een tussenlanding op Schiphol, haar vliegtuig mist
en zonder goede papieren in het Nederlandse traject terechtkomt. Hoeveel pech
kun je hebben? Of de Iraniër die zich ontwikkelt tot een zo succesvolle
zwarthandelaar dat hij nooit meer ergens anders zou willen wonen dan in een
azc. En dan zijn er de mensen die het niet redden. Semmier is getuige van een
zelfmoord: ‘Ik keek weer naar de man die in het kozijn stond.[…] Hij wilde niet
springen, maar wegvliegen’.
Rodaan Al Galidi verklaarde in de NRC dat het boek geen aanklacht is
tegen de IND, het COA of de Nederlandse overheid. Hij beschrijft heel nuchter
wat hem overkwam en hoopt dat dit verhaal op zich misschien wel wat – kleine –
veranderingen teweeg zal brengen. Dat het boek juist nu verschijnt, terwijl de
huidige vluchtelingengolf op een hoogtepunt is, was ook niet gepland. Hij
schreef aan het boek sinds oktober 2012.
Ik vind het wat vreemd om te schrijven dat ik dit boek, met dit
onderwerp, met veel genoegen heb gelezen. Maar dat is wel zo. De trage procedures, de bureaucratie waarop
je geen vat hebt, de onzekerheid, het uitzichtloze van het jarenlange wachten,
en daarbovenop soms het gevoel niet als een mens, een individu te worden
gezien: het maakte op mij diepe indruk. Maar een somber boek is Hoe ik talent
voor het leven kreeg beslist niet. Semmier heeft ook oog voor de positieve
details: de mensen die er het beste van maken, zich er doorheen slaan, hoop
houden. Hij is een beschouwer, is in staat afstand te nemen om met enige
afstandelijkheid, understatement en milde ironie zaken te duiden.
Voor Rodaan Al Galidi en zijn alter ego Semmier duurde het wachten negen jaar. Bij het generaal pardon in 2007 kreeg hij toestemming om in Nederland te blijven. Met zijn opleiding tot bouwkundig ingenieur heeft hij nooit iets gedaan. Hij besloot schrijver te worden. Het Nederlands dat hij zich in het AZC door zelfstudie eigen had gemaakt werd zijn instrument.
Voor Rodaan Al Galidi en zijn alter ego Semmier duurde het wachten negen jaar. Bij het generaal pardon in 2007 kreeg hij toestemming om in Nederland te blijven. Met zijn opleiding tot bouwkundig ingenieur heeft hij nooit iets gedaan. Hij besloot schrijver te worden. Het Nederlands dat hij zich in het AZC door zelfstudie eigen had gemaakt werd zijn instrument.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten