De Britse dichter Ted Hughes (1930-1998) creëerde een indrukwekkend oeuvre. Dat bracht hem in 1984 de benoeming tot Poet Laureate, een functie die vergelijkbaar is met
onze Dichter des Vaderlands maar die in Engeland een benoeming is voor het leven. Behalve
gedichten schreef Hughes ook populaire kinderboeken. Dit creatieve en
maatschappelijke succes dreigt soms te worden overschaduwd door de zelfmoord
van zijn echtgenote Sylvia Plath, waarmee veel mensen hem in de eerste plaats
associëren. Hem wordt wel verweten dat hij haar tot die zelfmoord gedreven zou hebben. Hughes is nooit op die beschuldigingen ingegaan. Connie Palmen nam dit gegeven als
uitgangspunt voor haar roman Jij zegt het.
Ted Hughes en Sylvia Plath ontmoetten elkaar voor het eerst vroeg in
1956. Hij had gestudeerd in Cambridge, bleef in leven door allerlei baantjes en
deed verwoede pogingen zijn eerste gedichten gepubliceerd te krijgen. Zij,
Amerikaanse, verbleef in Cambridge met
een Fulbright Scholarship. Zij had al wel gedichten gepubliceerd. Dat hun
beider leven geheel in het teken stond van hun literaire ambities blijkt ook
uit de keuze van de datum waarop zij nog in hetzelfde jaar trouwden: 16 juni.
In Ierland, Engeland en elders is dat Bloomsday, de dag waarop de schrijver
James Joyce wordt herdacht. Diens roman Ulysses
speelt zich af op die dag.
Palmen koos ervoor om in Jij zegt
het Ted Hughes aan het woord te laten. Daarmee heeft de roman een verteller
én een duider: ’Zij was het. Wie haar alleen oppervlakkig kende kon niet
vermoeden dat er een krijger in haar schuil ging, dat ze androgyner was dan het
keurige meisje met de paardenstaart deed vermoeden. Ze wilde haar krachten met
iemand meten, ze wilde vechten, en daarvoor had ze de grootste en sterkste man
uitgezocht die ze kon vinden. Mij dus.’
De relatie tussen Hughes en Plath is een hartstochtelijke, op ieder
vlak. Dat geldt ook voor de onzekerheid die inherent is aan het zoeken naar een
bestaan, naar literaire erkenning. Plath spoort haar man voortdurend aan zijn
gedichten in te sturen naar dichtwedstrijden en uitgevers. Hun vreugde is groot
wanneer dit leidt tot prijzen en publicatie, maar haar stemming slaat even
sterk om naar wanhoop wanneer haar eigen gedichten niet dat succes hebben, of
het haar zelfs enige tijd niet meer lukt onbevangen te dichten. Wanneer Hughes
een buitenechtelijke affaire begint met een gezamenlijke vriendin is dat voor
Plath te veel. In het najaar van 1962 verlaat ze hem en neemt haar twee
kinderen mee. Enkele maanden later stopt ze haar hoofd in de gasoven.
Ted Hughes heeft altijd geweigerd openheid van zaken te geven over zijn
rol in deze gebeurtenissen. Plath’s dagboeken uit de maanden voor haar dood
vernietigde hij: ‘Het verbrande dagboek was een verraad van ons huwelijk, een
droevige tirade waarin geen ruimte was voor anderen, voor de kinderen, voor
onze liefde. Alles wat haar zachtmoedig en prachtig maakte – haar humor,
verlegenheid, doorzettingsvermogen, zorgzaamheid en toewijding – ontbrak.’ Daarmee
plaatste hij zichzelf in een lastige situatie, werd hij kwetsbaar. Pas in
de dichtbundel Birthday Letters, die
verscheen 1998, wijdt hij enkele gedichten aan de dood van Plath.
Plath komt er bij Palmen niet onverdeeld positief vanaf. Hughes houdt
zielsveel van zijn vrouw, die hij consequent en heel dichterlijk ‘mijn bruid’
noemt. Maar hij ziet ook haar rusteloosheid, onzekerheid en jaloezie. Of die zo
sterk waren en zulke uitschieters kenden als Hughes ons wil doen geloven is
natuurlijk de vraag. Maar die vraag is hier niet relevant, want Jij zegt het is geen biografie maar een
roman. Een sterke roman, bovendien. Palmen zet Hughes overtuigend neer. Hij
kijkt terug vanuit 1998, het jaar van zijn dood. Het stof is neergedaald, het
is tijd voor een verslag, voor reflectie, voor duiding én voor het weerleggen
van de vele roddels, valse getuigenissen en beschuldigingen. Dat doet hij in één
doorlopend betoog, zonder hoofdstukindeling, meeslepend en krachtig.
Als liefhebber van biografieën blijft de vraag hoe de relatie tussen
die twee nu ‘echt’ was mij wel bezighouden. Daarom heb ik om te beginnen Sylvia Plath. De dagboeken 1950-1962 maar
aangeschaft. Zo’n mooie uitgave in de reeks privé-domein. Voor het evenwicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten